over vier zeeuwse „waterstaat"-pioniers 6 „dreigende of wezenlijke ongesteldhe den", maar die in het dagelijks leven zijn patiënten aan „hunne eigen leiding" overlaat. Caland's commentaar: „zoals Walche ren beheerd wordt is het altijd ziek". De ironie van de geschiedenis wilde dat Caland zelf president zou worden van Walcheren. Het is niet onbegrijpelijk dat deze man, die zelf van onderaf deze carrière maakte. Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, in tweede echt (zijn eerste vrouw was overleden) ge huwd met Anna E. Schorer, niet van ij- delheid gespeend bleef. Zo werd hij ook lid van Provinciale Staten van 1842- 1849 voor de landelijke stand in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen. Hij maakte deel uit van een gemengde commissie tot het vaststellen van de Belgisch/Neder landse grens en de regeling der afwate ring van Vlaanderen en hij fungeerde als lid van een commissie tot samen stelling van algemene voorschriften voor de uitvoering van Rijkswerken. Met voldoening mag hij in 1854 zijn ambtelijk leven afsluiten. In een twee jaar daarna nogal zelfingenomen lijvige brochure „Vrije beoordelingen" mag hij overigens terecht constateren dat in zijn vijftienjarig hoofdingenieurschap niet minder dan 81.700 el lengte zee dijk, of 16 uren gaans, om onze eilan den geheel en al van gedaante veran derd zijn. Bij zijn aftreden als hoofdin genieur werd hij benoemd tot president van de Centrale Directie van Walche ren. Men wilde mr. W. C. M. de Jonge van Ellemeet, doch deze steunde Ca land, omdat hij meende dat een des kundige deze functie diende te vervul len. De vitale man is ook weer gemeen teraadslid, nu in Middelburg en schreef in die jaren een brochure „over de ge zondheidstoestand van Nederland en bijzonder van Middelburg". Met cijfers toonde hij aan dat Middel burg vermoedelijk de ongezondste stad was van ons land met de kortste levens duur va nzijn inwoners. Hij schreef maar voort en de laatste tien jaar van zijn le ven hield hij zich voortdurend met ha venwerken bezig. Grotere schepen en uitbreiding van de scheepvaart gaven daartoe aanleiding. Naast een haven voor Scheveningen, publiceerde hij een ontwerp voor een open vaarwater van Amsterdam naar de Noordzee (1868). Weer pionierswerk. Uiteraard stelde hij veel belang in Pieter's Waterweg ont werp. Wanneer die door tegenslag en tegenwerking gedeprimeerd is spreekt, of liever schrijft, zijn vader hem moed in. Heeft deze niet zelf ondervonden dat bij het invoeren van steenglooiingen aannemers, burgemeesters, schippers en grondeigenaren zich in een request tot de koning en minister De Kempe- naer hebben gewend om hem aan te klagen, dat hij de inlandse industrie van rijsmaterialen trachtte te vernietigen „om het geld voor steen naar België over te brengen". Dus schrijft hij: „Be denk dat er nooit iemand geweest is, die iets grootsch en buitengewoons onder nam, of hij leed aanstoot, miskenning en somtijds verguizing: doch voor wie men naderhand geen lofzangen genoeg had, ja er zelfs standbeelden voor op richtte." En zo is het gegaan, overigens eerst na Pieter's dood. Abraham zelf overleed in 1 869, 80 jaar oud, in het harnas. Reeds ziek zijnde gaf hij nog schriftelijk com mentaar als lid van een door de ge meenteraad van Amsterdam ingestelde commissie tot onderzoek van de be zwaren tegen een zuidelijke spoorweg verbinding Haarlem-Amsterdam-Ut recht en een centraal station aan het ha venfront. Wat wil een leven nog meer! Ik heb u Abraham Caland trachten te schetsen in een notedop, vrijuit gebruik makende van een uitvoerige biografie van M. P. de Bruin al lang geleden in het Waterbouwkundig Tijdschrift O.T.A.R. verschenen. Een jeugdwerk haast van deze inmiddels in ons Zeeuwse water schapswezen gespecialiseerde auteur. Dr. ir. Johan van Veen merkte destijds op dat hij hoopte dat er meer dergelijk werk zou verschijnen. Hij hoopte dat ter zeerste, want vervolgde hij: „niets wordt in de techniek meer verwaar loosd dan de technische mens zelf, een noodlottig vacuüm met bepaald slechte gevolgen. Men vraagt er namelijk om vanwege de Londense universiteit, die meer dan „Delft" belang stelt in onze waterstaatshistorie." Aldus Van Veen in een brief van 25 november 1951 aan De Bruin. Naar Abraham Caland werd een polder- tje van 63 ha genoemd, in 1 847 ten zui den van de Bastiaan de Langepolder in Arnemuiden ingedijkt en in 1 901 verlo ren gegaan. Jac. van 't Westeinde be dijkte in 1955 dit Calandpoldertje op nieuw. Het zal in de waterschapsinde ling in het Noord-Sloe worden opgeno men. Met de laatste figuur kom ik weer terug naarTholen en wel inde tegenwoordige tijd. Dronkers Helaas leeft Jo Dronkers niet meer. Het is tien jaar geleden dat deze burge meesterszoon uit Poortvliet in Den Haag overleed. Hij was nog maar 62 jaar. Vaak heb ik de HBS-er Dronkers met zijn tweelingbroer laat in de mid dag thuis zien komen op de fiets van de tocht naar de RHBS in Bergen op Zoom. In weer en wind toog hij er winter en zo mer op uit, iedere dag tweemaal 1 6 km over deThoolse pont, dat wil zeggen vijf jaar lang iedere dag geconfronteerd met het tij. En dat tij loog en liegt er nog niet om in de Eendracht. Dat kon bij lage eb een overtochtje van niets zijn, maar het kon ook zulk hoog water zijn, dat de veerdam onderstond en dat men via het kaaitje van de oesterput de pont moest Jo Johannis Dronkers (1910-1973).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 6