~9>JU .qw't H :;aV de introductie van nicolaas de castro als bisschop-abt van middelburg 9 t—Sx)> fP** ^7* iTvv*V v— i 5? c _x Afhoring van de rekening van het surcrois der ordinarisbede door De Castro, Willem van Oranje, Jeronimus Zandelin en Rholand de Pottre (29 mei 1563). matie maakte het destemeer noodzake lijk de kerkelijke misstanden te bestrij den, de gelovigen beter te bearbeiden en de inquisitie ten opzichte van an dersdenkenden te intensiveren. De op richting van de nieuwe bisdommen kwam dan ook enerzijds voort uit het streven van Philips II om een eigen kerkprovincie voor de Nederlanden te realiseren, inclusief het rechtom de bis schoppen te benoemen, anderzijds uit het streven van de paus èn Philips II om de ideeën van de Contra-Reformatie, in het bijzonder die van het Concilie van Trente, gestalte te geven. In de personen die gewerkt hebben aan de regelingen komen wij die dubbele motivering als het ware opnieuw tegen. Enerzijds had de voorzitter van de Raad van State, de jurist Viglius, er een be langrijk aandeel in, anderzijds waren theologen-inquisiteurs als Tapper en Sonnius verantwoordelijk voor een groot deel van de voorbereiding. Overi gens staat tegenwoordig wel vast dat Granvelle die voor de regelingen ver antwoordelijk werd gehouden en die er ook het meest van profiteerde, want hij werd primaat van de kerkprovincie, er althans aanvankelijk niets van wist. De gemaakte regelingen hielden in gro te lijnen het volgende in: Er kwamen veertien nieuwe bisdommen. De koning kreeg het benoemingsrechtvoorvrijwel alle bisdommen, maar de paus moest er wel zijn goedkeuring aan hechten. De bisschoppen moesten een academi sche opleiding in de theologie of in het kerkelijk recht hebben. Voor de eerste negen kapittelheren, die samen de bis schoppelijke raad vormden, gold een soortgelijke voorwaarde. Dat beteken de dat velen een band zouden hebben met de universiteit van Leuven, want dat was toen nog de enige universiteit in de Nederlanden, en dus dat Leuven de regelingen zou steunen. De financiering was een heel probleem. Aanvankelijk was men overeengeko men dat de bisschopszetels inkomsten zouden trekken uit kerkelijketienden en goederen, maar dat zou ten nadele zijn van de geestelijkheid als geheel. De op lossing waaraan men de voorkeur gaf was die van de incorporatie van hele ab dijen of proosdijen, waardoor slechts een deel van de geestelijkheid getroffen zou worden. De dotatie zou pas een feit worden na het overlijden van de abt of proost, maar een gelukkige omstandig heid was dat er nogal wat op het punt stonden het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen. In het diepste geheim, want men ver wachtte niet ten onrechte verzet, wer den de regelingen uitgewerkt. Maar toen één en ander bekend raakte, kwam het verzet van vele kanten. De adel achtte in het algemeen het afmaken of zelfs het beginnen van een academi sche opleiding beneden zijn stand - dat was goed voor die burgermanszoontjes en daar werd op neer gekeken -, maar nu zagen de jongere zoons uit adellijke families zich wel de vroeger gemakke lijk te bereiken vette kluiven van pre benden ontgaan. De hoge adellijke he ren waren zeer ontstemd over de incor poratie van drie grote abdijen voor de drie Brabantse bisdommen, want daar door kwamen de bisschoppen als abten in de Brabantse Staten en zo werd het verzet tegen Philips II, dat vooral uit Brabant kwam, lamgelegd. Verzet kwam ook van de abdijen zelf. Vooral de Norbertijner abdijen verzetten zich: Tongerlo stond op het punt aan het bis dom 's Hertogenbosch gegeven te wor den en in een vroeger plan was de incor poratie van Averbode bij het bisdom Roermond aan de orde. Al jaren had men bezwaar tegen de zogenaamde commende, het recht van de paus of ook wel vorsten om een abt te benoe men. Men kon dan een abdij „in com mende" geven aan een vreemde, geen lid van de orde, die de inkomsten op streek en verder de abdij de abdij liet. De Leuvense universiteit betoogde uiteraard dat de incorporatie bij een bisschopszetel geen geval van com mende was, eerder een Godwelgevallig werk, maar andere universiteiten kant ten zich tegen de incorporatie. De Wit heren van Tongerlo wilden een abt benoemen voordat Philips II de kans zou krijgen een abt-bisschop te doen installeren. De kwestie van de Brabant se abdijen was alles bij elkaar wel zo de licaat, dat voorlopig werd afgezien van incorporatie. De noordoostelijke gewesten, die pas

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 9