„zonneveld" 1909-1984 90 het zeewater het toeliet, zeebaden wer den toegevoegd. Patiëntjes met skelet- tuberculose werden bij tuberculose van de wervels in een gipsbed behandeld ter voorkoming van de zogenaamde „Potse bochel" en tuberculeuze fistels werden met jodoformolie of bismuth- pap ingespoten. Of de behandeling succesvol was werd bepaald door regelmatige gewichtsbe palingen. Hoe sneller de kinderen in ge wicht toenamen des te beter sloeg de behandeling aan. De kinderen van dok ter B. Vaandrager, die als behandelend geneesheer vanaf de oprichting tot na de tweede wereldoorlog aan „Zonne veld" verbonden was, berekenden eens thuis hoeveel een pond gewichtstoena me gemiddeld in „Zonneveld" kostte! Dit kan achteraf als een van de eerste pogingen beschouwd worden tot het maken van een kosten-batenanalyse in de gezondheidszorg in Nederland! Van het begin af werden kinderen van alle gezindten opgenomen. Gerefor meerd, Ned. Hervormd, Israëliet, Rooms-Katholiek, Doopsgezind of een kruisje gaf dit in het opnameboek aan. In het eerste jaar waren het veelal de ouders die de behandeling zelf betaal den, maar al spoedig kwamen hier in stellingen en organisaties voor in de plaats: de Diakonie, de Vereniging tot bestrijding der tuberculose, Het Groene kruis, het Fonds van de Spoorwegen, het Rooms-Katholiek armbestuur, het Stadsarmbestuur, het Gemeentebe stuur (Utrecht), Centrale Vereniging Vacantie- en Herstellingsoorden, enz. Daarbij werden vaak namen van parti culiere personen - waaronder mejuf frouw Van den Broecke zelf - genoemd die zich voor de betaling van de ver- pleeggelden garant hadden gesteld. Interessant zijn ook de beroepen die de ouders van de opgenomen kinderen uit oefenden en in de eerste jaren werden opgetekend. Apotheker, klerk, leeraar, journaliste (moeder), predikant, dia mantbewerker (velen), boerenknecht, stadssecretaris, timmerman, deurwaar der, onderwijzer, metselaar, loswerk- man, glazenwasscher, politie-agent, machinist, boekbinder en banketbakker (onder de eerste vijftig opnamen). Men moet uit deze lijst concluderen dat alle standen vertegenwoordigd waren. He laas wordt deze informatie later niet meer in de administratie opgenomen en kan niet goed vastgesteld worden of kinderen uit de laagste sociale klassen sterker vertegenwoordigd waren in de latere jaren. De epidemiologische geschiedenis van de tuberculose is in geen enkel land ter wereld zo intensief en zo goed gedocu menteerd als in Nederland. De geschie denis van deze volksziekte in Nederland wordt in de hele wereld gebruikt als re ferentiekader bij de bestudering van deze ziekte. Men kan wel stellen, dat er voor de be handeling van tuberculose tot na de tweede wereldoorlog geen specifieke behandelingsmethode voor patiënten bestond, maar de bestrijding van tuber culose als volksziekte had wel degelijk effect. Het isoleren van open-tubercu- losegevallen, het slachten van tubercu leuze koeien, verbetering van de woon situatie en de algehele hygiënischetoe- standen droegen er toe bij dat tussen 1910 en 1940 een geleidelijke daling van de jaarlijkse kans op een infectie voor de bevolking bereikt werd. In 1910 had de gemiddelde Nederlan der jaarlijks een kans van 10% om met tuberculose besmet te worden (al werd hiervan maar een deel ziek zoals we al eerder zagen). Deze kans daalde tot 2V4in 1 940! Na 1 946 is die kans in een rechte lijn, maar nu nog steiler, ge daald en in 1 980 is die kans tot prak tisch nul verminderd. Op de aantallen kinderen die in „Zonne veld" behandeld werden, heeft deze da ling zeer lang geen invloed gehad. Im mers steeds meer geld en aandacht werden aan opsporing en behandeling besteed en steeds meer kinderen wer den ter behandeling aangeboden. Er was ook steeds minder weerstand bij de ouders om hun kind voor langere perio de „af te staan". De sterfte aan tubercu lose geeft ook eenzelfde duidelijke da ling te zien, maar de beide wereldoorlo gen hebben twee duidelijke pieken in de sterftecijfers te zien gegeven. Er is dus tussen 1 910 en 1 980 een voortdu rende geleidelijke daling geweest in Nederland van de kans op het krijgen van een besmetting, terwijl beide we reldoorlogen (vooral de laatste) tijdelijk wel een verhoogde sterfte aan de ziekte veroorzaakte. Pas in de jaren vijftig verminderde het aanbod van kinderen geleidelijk en de polio-epidemie van 1956 bracht plot seling een nieuwe categorie patiënten naar „Zonneveld". Revalidatie en de be handeling van kinderen met primair motorische handicaps werd de nieuwe taak van het inmiddels vijftig jaar oude Zeehospitium. Uitzicht Lize van den Broecke heeft op een ge weldige wijze bijgedragen aan de ver betering van de gezondheidszorg in Ne derland. Vanzelfsprekend moet hierbij gedacht worden aan al die artsen en lo kale gezagsdragers die daadwerkelijk dit initiatief hebben ondersteund mees tal zonder dat hier enige extra financiële tegemoetkoming aan verbonden was. Ook in deze tijd is er behoefte aan men sen die het tot hun verantwoordelijk heid rekenen achtergebleven groepen van kinderen een betere kans te geven, zelfs tegen het gevoelen of inzicht van ouders en maatschappij in. In lange rijen voor het zeehospitium.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 10