„zonneveld" 1909-1984 92 „Voortgang": 1957-1984 De kinderrevalidatie Na teruggang van de tuberculose werd in 1 957 begonnen met kinderrevalida tie. Na 1 960 werd dit geleidelijk uitge breid en, na opheffing van de sanato riumafdeling, opnieuw in 1967. Van 1 963 tot 1 969 werden voorberei dingen tot nieuwbouw uitgewerkt. Het beschikbare terrein van ruim één hecta re werd via diverse grondaankopen uit gebreid tot bijna vier hectare. Deson danks moest een groot deel van de nieuwe inrichting op de plaats van het oude sanatorium worden opgebouwd. In de periode van 1 969 tot 1 975 vond, afgewisseld door het treffen van nood voorzieningen, verhuizingen en gelei delijke afbraak, in vier stadia een totale vernieuwing plaats: van 1 969 tot 1971: paviljoens en zusterhuis; van 1 971 tot 1 973: centraal gebouw; van 1 973 tot 1 974: school en administratievleugel; van 1 974 tot 1 975: instructiebad. Na zes jaren voorbereiding en zes jaren bouwactiviteiten, was een nieuw „Zon neveld" verrezen, omringd door een prachtige tuin en als vanouds gelegen in één der mooiste natuurgebieden van Zeeland. Onderwijs aan lichamelijk gehandicapte leerlingen in Nederland Van invalide kind tot mytylkind Lange tijd was onderwijs aan lichame lijk gehandicapte kinderen geconcen treerd rond een drietal centra: de „Jo- hanna-stichting" te Arnhem en de „Maartenskliniek" te Nijmegen met resp. een protestants-christelijke en rooms-katholieke signatuur en de „Adriaanstichting" te Rotterdam als neutrale instelling. De situatie was zodanig, dat men kan stellen, dat het hierging om revalidatie centra voor kinderen, waar men ook iets had ontworpen, dat op onderwijs leek, iets van een school, waar men, gediri geerd door het medische denken, poogde kinderen een aantal vaardighe den bij te brengen. De mensen, die dat deden, waren leerkrachten, die de bal pen, de elektrische schrijfmachine en de computer nog niet ter beschikking hadden. Slechts zichzelf en de eigen creativiteit hadden zij. En aldoende werden buiten alle publiciteit grootse dingen aan jonge gehandicapte men sen verricht. In 1947 vindt in Amsterdam een ge beurtenis plaats, die gaandeweg het gehele aanzien van het onderwijs aan lichamelijk gehandicapte leerlingen zal wijzigen. Dan wordt namelijk de eerste dagschool voor deze leerlingen ge opend. Vanaf dat moment is er een stre ven het onderwijs te laten plaats vinden in een school met zijn eigen specifieke pedagogische klimaat. Mevrouw Van Tholen, het toenmalige hoofd van deze Amsterdamse school, maakte dat op een zuivere manier dui delijk in de naamkeuze van de school: „Mytylschool". De naam Mytyl is afkomstig uit een sprookjesachtig verhaal van de Belgi sche auteur Maurice Maeterlinck (1 862-1 949), „De Blauwe Vogel". In de jaren die volgen, worden meerde re scholen voor lichamelijk gebrekkige leerlingen opgericht. De Amsterdamse eigennaam wordt stilaan een soort naam. Een groep bioscoopexploitanten richt vanuit de bekende „Bio-vakan- tieoorden" in Arnhem een Bio-Mytyl- school op. Het aantal witte vlekken op de kaart begint snel kleinerte worden. Vooral als er een soort combinatiescholen gaat ontstaan voor kinderen, lijdende aan tuberculose en zogenaamde spastische kinderen. De polio-epidemie in de jaren vijftig heeft tot gevolg, dat de behoefte aan deze vorm van buitengewoon onder wijs groeit. Acties als „Loesje", gevoerd onder leiding van Johan Bodegraven, hebben naast een hoge geldopbrengst, een toeloop - al of niet via de bestaande centra -, naar de Mytylscholen tot ge volg. Als in 1963 de actie „Open het dorp" door Mies Bouman wordt gepresen teerd, komt alles wat er met de lichame lijk gehandicapten gebeurt, nadrukke lijk in de belangstelling van publiek en overheid. In 1967 wordt dan het Koninklijk Be sluit Buitengewoon Onderwijs uitge vaardigd. Hierin krijgen de Mytylscho len een duidelijke eigen plaats en wor den hun mogelijkheden aanmerkelijk vergroot. Mede door de mogelijkheden voor het stichten van aparte afdelingen voor kleuters, voortgezet onderwijs en meervoudig gebrekkige kinderen, kan er een goede differentiatie in het onder wijs tot stand worden gebracht. Met de groei van het aantal scholen groeiden ook de pedagogische en di dactische inzichten. Dat is een groei, „Zonneveld" na de uitbreiding van 1952.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 12