„zonneveld" 1909-1984 102 een professionele vorm van handelen, waardoor lichamelijk gehandicapte jongeren begeleid worden in de ontwik keling van een eigen, zelfstandig, so ciaal en op de samenleving georiën teerd bestaan." De vier functies hierbij zijn: genezen, zorgen, doen leren en op voeden. Het is van veel belang hierbij met na druk te stellen, dat de zorg voor het mo torisch gestoorde kind zeker niet alléén in centra zoals „Zonneveld" wordt ge boden. - Opvoeding en onderdak wordt im mers geboden door het gezin en in dien noodzakelijk door een gezins vervangend tehuis enz. - Scholing wordt ook gegeven op My- tyl/Tyltylscholen, scholen voor zie kelijke kinderen, LOM- en (Z)MLK- scholen enz. - Geneeskundige behandeling ge beurt ook door huisarts, kinderarts, neuroloog enz. en in algemene zie kenhuizen. Paramedische behandeling wordt ook gegeven door (wijkverpleeg kundigen, fysiotherapeuten en lo gopedisten. De kinderrevalidatiecentra zijn echter wel de enige plaatsen waar deze zorg- aspecten tot een geïntegreerde vorm van behandeling kunnen worden sa mengevoegd indien dit nodig blijkt. „Teambehandeling" in de ware zin des woords, hoe moeilijk dat in de praktijk ook vaak blijkt te zijn. Ouders, onder wijskrachten, psychologen, pedago gen, dokters, paramedici, logopedisten, therapeuten, groepsleiders en maat schappelijk werkers spreken immers niet vanzelf steeds dezelfde taal. In de centra leren zij voortdurend van elkaar, ten bate van de kinderen. Bij de kijk op de toekomst van Zeeland moeten drie belangrijke ontwikkelin gen van de laatste jaren worden betrok ken. 1. Een verdere vermindering van het aantal kinderen dat intern (klinisch) moet worden behandeld. Het is daarbij niet alleen zo, dat minder kinderen intern worden opgenomen, zij blijven gemiddeld ook veel korter. Hun behandeling wordt veel sneller van in tern naar dagbehandeling omgezet. Tien jaar geleden was „Zonneveld" nog een instituut waar kinderen vaak voor vele jaren werden opgenomen. Voor een deel werd dit veroorzaakt door de ernst van hun handicap, maar ook om dat de mogelijkheden voor dagelijks vervoer naar huis ontbraken. Hierdoor is onder andere het beeld ont staan dat „Zonneveld" alleen voor kin deren met zeer ernstige handicaps iets kan betekenen. Er ontstond een emotio nele barrière voor ouders van kinderen met een minder zware handicap die toch door die handicap vaak ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd vanwege emotionele en pedagogische problemen. Met „Mijn kind is toch geen „Zonne vel-kind" werd dan bedoeld: „Zo erg is het toch niet!" Aan het doorbreken van deze barrière zal in de toekomst hard moeten worden gewerkt om zoveel mogelijk kinderen met een handicap die hun ontwikkeling belemmert, te laten profiteren van de kennis en ervaring die in „Zonneveld" is opgebouwd. 2. Een toenemend aantal kinderen in de jongste leeftijdscategorie. Vroegtijdige onderkenning en behan deling van handicaps kan zeer belang rijk zijn. Kinderen vertonen vooral op de zeer jonge leeftijd, tussen 1 en 6 jaar, perioden waarin bepaalde ervaringen en indrukken moeten worden opge daan. Indien men deze perioden onge bruikt voorbij laat gaan, is het later bijna niet meer mogelijk de schade in te ha len. Tegenwoordig zijn in Zeeland zoge naamde VTO- (Vroegtijdige onderken ning) teams actief waartoe iedereen zich kan wenden wanneer een kind zich niet voorspoedig ontwikkelt. Deze teams onderzoeken en wijzen de weg, maar zij behandelen niet. Het is duide lijk dat nu meerdere mensen het belang in gaan zien van vroegtijdige behande ling, er op „Zonneveld" een groter be roep zal worden gedaan. 3. Een toenemend aantal kinderen dat alleen verwezen wordt voor beoor deling (diagnostiek en advies). De bovengenoemdeontwikkelingen die zich in enkele jaren hebben voorge daan, doen een enorm beroep op de Intern wonen. flexibiliteit en het aanpassingsvermo gen van de medewerkers van „Zonne veld" en op de organisatie van het insti tuut als zodanig. Daarbij zal ook reke ning moeten worden gehouden met al lerlei maatschappelijke ontwikkelin gen. De ouders zullen een steeds grotere stem moeten krijgen en een nog grotere betrokkenheid bij de behandeling van hun kind. Dit zal ook vaak gebeuren door een grotere invloed van de gehan dicaptenorganisaties en patiëntenvere nigingen. Was het vroeger vooral de dokter die bepaalde waaruit het revalidatieproces moest bestaan, het is toenemend dui delijk geworden dat de medische we tenschap en technologie slechts een beperkt antwoord kan geven op de vele vragen die een revalidatieproces op roept. De revalidatiearts kan misschien het beste als coördinator van dat proces worden beschouwd. Het zijn dan ook voornamelijk historische redenen die het revalidatiecentrum nog steeds tot de algemene categorie „ziekenhuizen" doet behoren. Preventie en nazorg zullen sleutelwoor den zijn voor de toekomst. Erfelijk heidsadviezen en een verbeterde zorg tijdens zwangerschap en geboorte zul len het aantal kinderen met zéér zware

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 22