de verhouding van zeeland tot de protestanten in Vlaanderen van de XVIe tot de XlXe eeuw (III) 139 ongelovige en zo spreekt zij zich ook uit in haar brieven. Maria wil de religie van de staat handhaven. Haar zoon is be zield door gedachten van godsdiensti ge tolerantie. De moeder blijft zich ver zetten tegen vrijheid van geweten. Haar zoon schrijft terug dat het woord „tole rantie" het is dat wezenlijk verschil maakt tussen ons. „In mijn gedachten zouden er minder goddelozen in alle re ligies zijn en de staat zou er veel bij win nen en ik kan niet geloven dat deze ge dachte mij schuldig maakt in de ogen van God. Vervolgingen kunnen de men selijke ziel niet binden. Deze behoudt haar vrijheid ook temidden van marte lingen." Voor Maria Theresia is toleran tie zoiets als onverschilligheid en het middel om alle geloof te verliezen. Dit is geschreven in 1777, in het jaar dat de protestanten van Moravië vele en wrede kwellingen moesten ondergaan. Dit vindt Jozef zo erg, dat hij zijn moe der smeekt te aanvaarden dat hij be dankt als mede-regent. Aldus tekent Hubert de verhouding van moeder en zoon. Hij doetdatmetveleaanhalingen uit die briefwisseling. Kort na zijn troonsbestijging, in mei 1 781kwam Jozef zijn bezittingen inde Nederlanden bezoeken. Hij bleef tot au gustus van dat jaar. Alle ceremonieel eerbetoon werd door hem afgeweerd. De reis moest zuiver particulier zijn. Hij sliep in hotels. Wars was hij van pluim strijkerij en men werd gewaarschuwd zich daarvan te onthouden. Kardinaal Franckenberg, aartsbisschop van Me- chelen, zag kans hem te bezweren on der andere protestantse erediensten te verbieden, evenals het lezen van slech te boeken zoals die van Voltaire en an deren. Verschillende malen was Jozef aanwezig in de zittingen van de „Con- ceil Privé" van de landvoogd. En daar werd voor het eerst de kwestie van de tolerantie aangeroerd met het oog op de protestanten in deze Nederlanden. Daar sprak hij zelf over de betamelijk heid hen de vrije uitoefening van de reli gie toe te staan. Zo nam hij in deze maanden van zeer vele zaken pools hoogte. Pirenne geeft van dit bezoek een vrij uitvoerig en levendig verslag. Op 1 2 november 1 781 zonden de gou verneurs-generaal van de Oostenrijkse Nederlanden, in naam van de keizer, aan alle Justitiële Raden, aan de Provin ciale Raden, aan de magistraten van de voornaamste steden en aan de universi teit van Leuven de rondzendbrief, die in de geschiedenis bekend zou staan als het Tolerantie-edict. Plotseling werden de autoriteiten daarmee verrast en zo wel de burgerlijke als de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders waren in het begin verlegen wat ze er mee moes ten doen. Ook van de protestanten kun nen we zeggen dat ze door dit edict werden overvallen. Het stuk is te lang om in dit artikel te worden opgenomen. Daarom slechts enkele belangrijke punten van de in houd. „Zodra de protestanten enig ru moer zullen maken, moet de magistraat van de plaats hen herinneren zich te schikken naar de inhoud van deze open brief." Daarmee begint het edict. Het is hun niet geoorloofd proselieten te ma ken. leder is vrij een andere godsdienst te belijden dan de katholieke, mits hij dit aangeeft bij zijn overheid. Indien het getal der protestanten groot genoeg is in een plaats om een kerk te bouwen en een predikant te onderhouden moet het Regentschap (Régence) hen daartoe zonder uitstel toestemming geven. De protestanten genieten aldus vrijheid van geweten. Zij moeten er zich wèl voor wachten anderen te bedreigen.die willen volharden in hun katholieke reli gie. Zij moeten zich wachten smalend te spreken over de beeltenissen en beel den van heiligen. De katholieke onderdanen zijn ver maand op dezelfde wijze zich vriende lijk te gedragen jegens hun protestant se medeburgers. De magistraten van al le provincies hebben er nauwkeurig op toe te zien dat dit gebeurt en zelf moe ten zij niet partijdig handelen tegen hun protestanntse onderdanen, maar in alle omstandigheden tonen, hetzij in het verlenen van gunsten, hetzij bij het opleggen van nodige straffen, dat zij dit doen zonder haat of vooringenomen heid. Zij mogen nooit toestaan dat men op enige manier de protestanten in de vrije uitoefening van hun godsdienst verstoort. Indien zij protestanten moeten straffen zullen zij niet verzuimen hen te zeggen dat het niet is teroorzakevan hun gods dienst dat men hen straffen oplegt, maar omdat zij de wetten van het land hebben overtreden. Hetzelfde geldt voor de katholieken. De geestelijkheid en de priesters zijn gewaarschuwd niet dan het Evangelie en de moraal te pre ken, zich te onthouden van alle dispuut over zaken van de religie. Hun taak is aan hun toehoorders uit te leggen de fundamentele punten van de katholieke religie, maar zonder bitterheid en zonder stekelige toespelingen op de protestanten. Dit edict werd zo ineens neergelaten op de Oostenrijkse Nederlanden en het is te begrijpen dat men in het begin, zowel van rooms-katholieke als van prote stantse zijde, zich afvroeg: wat hebben we nu? De keizer heeft tevergeefs ge hoopt dat zijn onderdanen zouden bij dragen, naar hun vermogen, om zijn goede bedoelingen te steunen en dat het in dezen een edele wedstrijd zou worden tussen deze twee religies. De Gouverneurs-generaal zonden al spoedig een nadere uitleg over allerlei punten waarover vragen rezen. Zo bij voorbeeld dat de begrafenissen van de protestanten nu publiek konden plaats vinden, met behulp van predikanten. Er kwamen ook regels voor gemengde hu welijken. Wanneer de vader rooms-ka- tholiek is, moeten alle kinderen katho liek zijn. Indien de vader protestant is, zullen de jongens de religie van de va der volgen en de meisjes die van de moeder. Voortaan zal ketterij geen schending meer zijn van de burgerlijke wetten. Protestanten kunnen nu bur gerlijke ambten gaan bekleden en zij kunnen studeren aan de universiteitvan Leuven enz. Het tolerantie-edict vond over het alge meen weinig warme bijval in de Zuide lijke Nederlanden. De religie van de kerk van Rome had een paar eeuwen lang een geprivilegeerde plaats ingeno men en het samengaan van staat en kerk was hier een zo vanzelfsprekende zaak geworden, dat het een behoorlijke tijd duurde eer de rooms-katholieken begrepen dat zij door dit edict niet meer de enige kerk in het land waren, maar één naast een andere, ook al was die dan zeer klein. Deze vrijheid die aan protestanten werd verleend ging volko men in tegen alle tradities waarin men tot dan had geleefd en die men niet zo maar opzij kon zetten. Dit edict zou de doodslag zijn voor de enige en ware kerk. Rechten geven aan protestanten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 15