de verhouding van zeeland tot de protestanten in Vlaanderen van de XVIe tot de XlXe eeuw (III) 141 Ook uit andere delen van ons land zijn giften voor de bouw van deze „oude kerk" binnengekomen, vooral ook uit Friesland. Op de tentoonstelling in Ronse lag ook nog een eerste druk van de statenbijbel, uit 1 639, die eenmaal lag in het kerkje te Etichoven en nu ligt op de kansel van de kerk in Ronse. Jozef II is in al zijn landen voortgegaan met zijn hervormingen, de een na de an der. Hij hief kloosters op die geen nut meer hadden voor de samenleving. De opleiding van de rooms-katholieke geestelijkheid veranderde hij. Histori sche rechten werden door hem gene geerd. Hij voerde het burgerlijk huwe lijk in. Maar steeds groter werd het ver zet tegen zijn afgedwongen hervormin gen. In de Zuidelijke Nederlanden brak zelfs een opstand tegen hem uit, de zo genoemde Brabantse omwenteling, die werd neergeslagen. Toen hij in 1790 stierf waren zijn laatste woorden: „Ik heb het ongeluk gehad al mijn plannen te zien mislukken." Aan dit verzet tegen de hervormingen van Jozef II kunnen we vastknopen dat er vooral ook verzet bleef tegen het To lerantie-edict. Ook tegen de grondwet die koning Willem I in 1815 aan het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden aan hetvolkoplegde, was er veel verzet in de zuidelijke provincies juist tegen het zesde hoofdstuk: Van den gods dienst. Men wil terug naar de tijd van Maria Theresia en sommigen zelfs naar de tijd van Albertus en Isabella. Maar in de grondwet van het koninkrijk België van 1 831 is hiervan niets meer terug te vinden. Men heeft dan aanvaardt dat vrijheid van godsdienst past in een vooruitstrevende staat. Ook in de jaren na Jozef II, toen zijn broer Leopold keizer werd, ging hetver- zet tegen het Tolerantie-edict door en de protestanten konden zich wel eens afvragen wat dit edict eigenlijk voor hen betekende. Vroeger werden ze be schouwd en behandeld als tweede rangs burgers en dat ging na het Tole rantie-edict gewoon door, zoals het al tijd geweest was. In het bulletin VI-4 (1975) van de Vereniging voor de ge schiedenis van het Belgisch Protestan tisme staat een artikel van S. de Jonge: „Hoofdstoel en Tolerantie-edict te Ma ria Horebeke". De hoofdstoel was een soort belasting die moest worden be taald na het overlijden van een hoofd van een gezin. Sinds mensenheugenis had men van de protestanten tweemaal zoveel gevorderd als van de rooms-ka- tholieken. In 1786 deden zich bij de protestanten twee van dergelijke sterf gevallen voor. Omdat men toen een dubbele belasting weigerde te betalen, werd een koebeest van de stal gehaald en meegenomen. Zich baserend op het Tolerantie-edict kwam men tot protesten, want in Eti choven worden de protestanten behan deld als de rooms-katholieken. Nu lag Maria Horebeke in de baronie van Schorisse en Etichoven niet. Men ge voelt hierin een willekeurig handelen van de autoriteiten en komt tot een pro test. In de zomer van 1 787 kwam er een antwoord van de graaf van Egmond, heer van Schorisse, dat „zoo lange het hem behaagen zal, (een protestant) word ontslaagen en met de Roomsch- Catholijke gelijk gesteld". De Jonge wijt het vooral ook aan het feit dat de plaatselijke autoriteiten weinig medewerking gaven, om het maar zacht te zeggen, dat de „oude kerk" van de protestantse gemeente pas zo laat gebouwd is. Hij noemt het jaar 1795. De gemeentelijke autoriteiten hebben in feite het Tolerantie-edict niet willen aanvaarden. Maar in dat jaar waren de Oostenrijkse Nederlanden reeds weg gevaagd door de Franse Sansculotten. Dat Tolerantie-edict zat de rooms-ka tholieke Kerk in deZuidelijke Nederlan den buitengewoon hoog. Onder Leo pold II, de broer en opvolger van Jo zef II, ging het voor de protestanten ge matigde regiem gewoon door. Hij was even verdraagzaam als zijn broeder. Toen deze begin 1792 stierf, werd hij opgevolgd door Frans II, die genood zaakt was op 9 februari van dat jaar het Tolerantie-edict in te trekken. Steeds meer spitste de kerk van Rome haar ver zet tegen het Oostenrijkse bewind toe op dit edict. Evenals de Joden in de middeleeuwen (en ook later nog wel) werden de protestanten beschuldigd de veroorzakers te zijn van allerlei onhei len. We keren terug naar Zeeland. In 1 794 pikken de Fransen Staats-Vlaanderen in een jaar later was het met de Zuidelijke Nederlanden ingelijfd bij Frankrijk en een deel van het departement van de Schelde. De prefect van dit departe ment zetelde in Gent. Op kerkelijk ge bied bracht dit grote veranderingen met zich mee. Voordien zorgden de Staten- Generaal voor detractementen van pre dikanten, schoolmeesters en zij zorg den voor het onderhoud van de kerkelij ke gebouwen. Dat hield ineens op. De gemeenten hier werden plotseling voor de noodzaak geplaatst voor alles zelf te moeten zorgen en dat bij een Franse wet van 29 september 1796, die be paalde dat niemand verplicht kon wor den bij te dragen in de kosten van de eredienst en dat de Franse Republiek geen enkele eredienst zou subsidiëren, terwijl van de kerken hun bezittingen waren afgenomen. Op 3 februari 1795 capituleerde Zee land. Dit betekende dat met de komst van de Fransen het oude staatsbestel werd omver geworpen. Dit was het ein devan de gewestelijke soevereiniteit en zelfstandigheid. De provincie maakte deel uit van de Bataafse Republiek en van het departement van Schelde en Maas. De Staten van Zeeland hadden tot nu toe voor detractementen van predikan ten, onderwijzers en voor het onder houd der gebouwen van de Gerefor meerde Kerk in de provincie gezorgd. Bij wijze van pensioen kon dit tracte- ment nog blijven voortgaan en daarbij was ook het tractement van de predi kant die zou zorgen voor de gemeenten van de Vlaamse Olijfberg. Dit ging door tot 1 803, toen de predikant aldaar we gens permanente dronkenschap werd afgezet. Maar men had voor hem reeds een ander op het oog, Albert Goedkoop. In Den Haag, waar men uiteindelijk goedkeuring moest halen, weigerde men deze, zoals we reeds hebben ge zien, omdat er in Vlaanderen nu, door de revolutie, vrijheid van godsdienst was gekomen en dat er daarom geen „gemeenten onder het kruis" meer wa ren. En daarmee kwam er een einde aan de regeling die meer dan twee euwen lang had stand gehouden, dat de Zeeuwse kerken mede de zorg op zich namen voor de kerken van de Vlaamse Olijfberg. Ds. Wagener vermeldt dat toen iedere zondag ouderling P. F. de Jonghe voorging in de kerkdienst, „waarmede men zeer tevreden was".

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 17