de verhouding van zeeland tot de protestanten in Vlaanderen van de XVIe tot de XlXe eeuw (III) 142 De classis Walcheren was echter van oordeel dat dit eeuwenoude contact niet zomaar verloren mocht gaan. Deze classis heeft aan de drie „consistoriale kerken", van Sluis, IJzendijke en Axel gevraagd de zorg op zich te nemen voor de Vlaamse Olijfberg. Zij beloofde fi nanciële hulp en ditzelfde deden ook de classes Schouwen en Tholen. We moeten hier wel iets zeggen over die „consistoriale kerken". In 1 802 had Napoleon enige orde geschapen in de kerkelijke ontreddering in wat nu Zeeuwsch-Vlaanderen heet. Voor elke 6.000 gereformeerden zou een Consi storie worden opgericht, „bestaande uit de predikanten van de daaronder val lende parochiekerken, plus enige ou derlingen of wel aanzienlijke lidmaten, tot twaalf op z'n hoogst en zes op z'n minst". Deze Consistories worden be last met de handhaving van de leer, het toezicht op het beheer van kerke- en ar mengelden en het recht (onder goed keuring van het gouvernement) predi kanten van de parochiale kerken te be roepen en te ontslaan. Aldus vat dr. J. de Hullu hun taak samen. In december 1 803 vergaderde de Consistoriale kerk van Sluis voor de eerste keer op het stadhuis. De onderprefect van het de partement opende de vergadering en installeerde de leden, 9 predikanten en 1 1 ouderlingen. Maar bij alle verande ringen werd de band met de classis Walcheren, waartoe men van het begin af aan behoord had, gehandhaafd. En zo kwam het verzoek dat de drie Con sistoriale kerken zouden zorgen voor de kerken van de Vlaamse Olijfberg niet vreemd over. Aan iedere Consistoriale kerk was van uit Parijs een bepaald bedrag beloofd, maar toen de Franse tijd voorbij was, had men vandaar nog niets ontvangen. Wél heeft het departement waartoe men behoorde 4.000 fr. gevoteerd, die onder de drie Consistoriale kerken moesten worden verdeeld, en waarmee men niet veel kon doen. Volgens de acta van de Consistoriale kerk van Sluis heeft men aldaar op 9 ja nuari 1805 voor het eerst gesproken over de verzorging van de kerken van de Vlaamse Olijfberg. Doch voor men ver der zou gaan, wilde men eerst wel eens weten hoe de toestand aldaar was. Twee leden worden gemachtigd, een predikant en een ouderling, rondom Oudenaarde poolshoogte te gaan ne men. Op 22 mei 1805 krijgen we een verslag van hun bevindingen. De drie Consistoriale kerken besluiten dan de zorg voor de Vlaamse Olijfberg op zich te nemen, maar het zal wel minimaal moeten zijn, gezien de kosten. Drie- of viermaal perjaarzal een predikant daar heen gaan, van maandag tot zaterdag. Het duurt tot 1 811 dat men besluit dat er toch ook wel een zondag bij moet. We krijgen dan telkens in de vergade ringen van de Consistoriale kerken de verslagen van de predikanten die zijn uitgezonden, zodat we, wat deze tijd betreft, tamelijk goed ingelicht zijn om trent de toestand van de protestanten rondom Oudenaarde. Zo weten we dat in deze jaren op woensdag te Etichoven de voorbereiding voor het H. Avond maal werd gehouden, dat op devolgen- de dag te Maria Horebeke werd gevierd. Zo weten we ook dat in dat jaar de ge meenten van de Vlaamse Olijfberg be stonden uit 54 huisgezinnen, „Waarvan in de valije van Maria Hoorebeeke, hoofdplaats van dien naam, 41 huisge zinnen hun vaste woonplaats hebben". Men telt te samen 90 lidmaten. In Mae- ter en Etichoven wonen 20 zielen. Over het algemeen leiden zij een bekrompen bestaan. Met weven, spinnen en het be bouwen van kleine akkers moeten zij aan de kost komen. Slechts enkelen hebben een koppel paarden van zich zelf. Dat was er overgebleven van de oorspronkelijk zeven of acht gemeen ten rondom Oudenaarde. In 1808 komt het verzoek van de Vlaamse Olijfberg om te worden inge lijfd bij een van de Consistoriale kerken „en van eenen vasten en bezoldigden leeraar voorzien te worden". Op 31 juli 1811 krijgt men in Sluis het verslag van J. Ab Utrecht Dresselhuis, die toen pre dikant te Hoofdplaat was. „De vergade ring verblijdde zich over de godsdien stige stemming en gezindheid dier ge meente, haar aankleving aan de zuivere leer der waarheid, belangstelling in de verkondiging van het Woord en deelne ming aan de bediening der bondszege- len." Maar ook wordt in de rapporten wel eens melding gemaakt van censuur die moest worden toegepast. Op 3 oktober 1811 wordt er in de Con sistoriale kerk van Sluis voorgesteld aan de gemeenten van de Vlaamse Olijfberg de Evangelische Gezangen ten geschenke te geven, „als de kas het tenminste toelaat". Een paar jaar later bleek de kas toe te laten 1 2 bundels van de Evangelische Gezangen aan te schaffen en evenveel exemplaren van het Kort Begrip. Op de vergadering van 29 september 1813 bepleitten Jodocusv. d. Hagen en P. F. v. d. Berghe „een vaste, gewoone herder en leraar voor de Vlaamse Olijf berg". Zij bieden aan een vrije woning, boven een som van 20 ponden." Dit voorstel gaat naar de classis Walcher en. Overwogen wordt de hulp van het Zendingsgenootschap in te roepen. Men dacht aan een persoon, „in zich vereenigende de hoedanigheden welke zoo naar kerkorde als overeenkomstig de burgerlijke wetten of voorschriften in het algemeen gevorderd worden." En hiermeezouden we geredelijkdit ar- tikel over de verhouding van Zeeland tot de protestanten in Vlaanderen kun nen besluiten, want het is dan afgelo pen met de officiële bemoeiingen, zo wel van de Staten als van de kerken in Zeeland. Wanneer de twee ouderlingen van de Vlaamse Olijfberg vragen om een vaste herder en leraar en er overwogen wordt de hulp van het Zendingsgenootschap in te roepen, hadden zij het oog op Al- bert Goedkoop, die in 1 803 door de ge meenten van de Vlaamse Olijfberg offi cieel was beroepen, welk beroep niet kon doorgaan, omdat men in Den Haag geen „kruisgemeenten" wilde kennen, zoals we reeds hebben gemeld. Geboren in Amsterdam in 1 778, opge groeid in Middelburg, studeerde Goed koop theologie in Utrecht. Hij had veel contact met de Hernhutters, alsook met prof. H. J. Krom, een van de oprichters van het Ned. Zendings Genootschap. Goedkoop begeerde in de zending overzee te gaan, maar door de oorlog stoestand tussen Frankrijk en Engeland was dit niet mogelijk. In het beroep dat de gemeente van de Vlaamse Olijfberg op hem uitbracht, zag hij een aanwij zing Gods dat daar zijn roeping lag. En aan die roeping heeft hij vastgehouden heel zijn leven lang. In 1804 werd Goedkoop predikant te Baarland, om in 1 807 naarZonnemaire te gaan. In 1813 maakte hij voor reke-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 18