de kerk van de h. willibrordus in ossenisse 151 slotte waren alle gewelven aange bracht. De kerk werd op 3 mei plechtig gecon sacreerd, hoewel zij nog niet geheel voltooid was. De dekking van de toren was namelijk eerst op 1 2 juni gereed, terwijl veertien dagen later alle daken met leien waren gedekt. Een vergelijking van het ontwerp met de uitvoering Over het algemeen genomen vertoont de uitvoering slechts geringe verschil len ten aanzien van het ontwerp. Zo lo pen de graten van de gewelven der zij kapellen in werkelijkheid niet diago- naalsgewijs, zoals op het ontwerp, maar kruisgewijs. Het gewelf boven de koortravee geeft op het ontwerp drie driehoekige, door graten gescheiden velden te zien, terwijl deze in werkelijk heid ook nog doorsneden worden door twee ribben, die elkaar onder een stom pe hoek ontmoeten. De uitvoering van het centrale gedeelte van de voorbouw wijkt echter sterk af van die van het ontwerp. Volgens dit laatste zou de gevel, waarachter het portiek met de flankerende portalen zich bevindt, even hoog worden opge trokken als het westeinde van de cen trale ruimte van het schip en daarmee door één doorlopend zadeldak worden gedekt. In werkelijkheid zijn de muren van deze gevel bijna anderhalve meter lager opgetrokken dan de aanvankelijk geplande hoogte. De portalen zijn aan de bovenzijde horizontaal afgesloten en worden gedekt door lessenaardaken. De portiek is voorzien van een topgevel, waarachter zich een zadeldak uitstrekt dat iets hoger reikt dan de lessenaarda ken der portalen. De ruimten tussen de portalen en de devotie- en doopkapel (respectievelijk op de noordwest- en de zuidwesthoek van de kerk) zijn bij de uitvoering eveneens laag gehouden. Ook hier komen topgevels en zadelda ken voor, welke laatste overgaan in het zadeldak boven het oostelijke gedeelte van de voorbouw en het westeinde van het schip. Vóór het oostelijke gedeelte van de ingangspartij verheft zich in feite de gevel, welke vóór het westelijke ge deelte daarvan gepland was. Niet alleen de plaats maar ook de detail lering van deze gevel toont grote ver schillen tussen ontwerp en uitvoering. Architect Wolter te Riele Gnz. (Deventer 1 867 - Utrecht 1 937). Bij de realisering van het plan is de éne, aan de bovenzijde door een klimmend spitsboogfries (met decoratie in de vlakken onder de bogen) afgesloten blinde nis vervangen door drie afzon derlijke spitsbogige blindnissen. In de top van de middelste, die aanzienlijk langer is, bevindt zich een nis met het beeld van de patroonheilige van de kerk, de H. Willibrordus. De toppen van de flankerende nissen zijn doorbroken met lichtspleten. In verband met de hoogte van het zadeldak van de portiek ligt de onderzijde van de middelste nis iets hoger dan die van de andere. De buitenste vensters van deze midden partij zijn vervangen door blinde, spits bogige nissen. In de toppen van deze nissen kwam oorspronkelijk eenzelfde siermotief voor als elders aan schip en koor (onder de bogen van het spits boogfries), maar dit motief gaat thans schuil achter modern beeldhouw werk ,6). De zijgedeelten van deze gevel, die iets terugliggend waren gepland maar in werkelijkheid als een soort paviljoens naar voren springen, zijn wat de detail lering betreft ook anders uitgevoerd. Het siermotief in de toppen van het spitsboogfries en van de blinde spits boognis ontbreekt - er is trouwens he lemaal geen fries aanwezig - en het venster in de nis is kleiner gemaakt, zo dat een veel groter gedeelte van de nis met metselwerk is gevuld. De toren Bij een neogotische kerk met één toren staat deze gewoonlijk aan de westkant, midden vóór het gebouw17). Zijn func tie is of was drieledig: de parterre dient als toegangsportaal tot de kerk, de eer ste verdieping wordt of werd vaak als zangkoor gebruikt, en in de bovenste verdieping hangen de klokken. Vooral in het eerste kwart van deze eeuw is er een sterke tendens te be speuren om de toren voor het midden van de facade weg te laten en op te ne men in één van de hoeken daarvan18). Een dergelijke oplossing is in de meeste gevallen minder functioneel, omdat de toren dan meestal niet als toegangs portaal en zangzolder bruikbaar is. In Ossenisse staat de toren merkwaar digerwijs niet in één van de voorste hoeken van het schip, maar op één van de achterste, te weten de zuidoostelij ke. Hij speelt dan ook nauwelijks mee in het silhouet van het voorste deel van de kerk, maar des te meer in dat van het achterste, waarvan hij echter - doorzijn min of meer losstaande positie - geen integraal onderdeel uitmaakt. Met de aan de oostzijde aansluitende sacristie vormt de toren de enige asymmetrische partij binnen het overigens streng sym metrisch opgebouwde geheel. Door zijn afwezigheid vóór de kerk is het de architect mogelijk geweest om de kerk ruimte zó te ontwerpen, dat deze zich naar achteren, naar het koor toe, ver smalt. Het zangkoor Vroeger heeft het zangkoor gebruik ge maakt van de verdieping boven de bij sacristie en boven het trappenhuis. De doorsneden van het ontwerp geven bo ven de zuidmuur van de rechterzijkapel en boven de muur van de afgeschuinde zuidoosthoek van het schip een arcade te zien met aan de voet een balustrade. Op de bijbehorende plattegrond treffen wij op laatstgenoemde plaats evenwel geen afschuining aan, maar een rechte hoek, waarin overhoeks een biechtstoel is geprojecteerd19)! In werkelijkheid is

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 27