bij het 175-jarig bestaan van de wilhelminapolder
1 77
zijds de vooruitstrevende wijze van
landbouwbedrijven in de nieuwe polder
en anderzijds het traditionele leven van
de kleinschalige boer uit de vorige
eeuw, die leefde en werkte volgens het
overgeleverde patroon. Het is alles naar
elkaar toe gegroeid.
Om aan te tonen dat lang niet iedereen
overtuigd was van het nut en het succes
van „zoo'n stiel van boeren", een citaat
van Nagtglas:
„Toen wij in juni 1 862, met een paar
honderd leden van het Landhuis-
houdkundig congres, aan den Wil
helminapolder een bezoek brach
ten, onvergetelijk door genoegen en
gastvrijheid, hoorde ik hier en daar
een echten walchersen landbouwer
zeggen, dat „zoo'n stiel van boeren
wel prontjes was", maar zeker ,,t'
ende loopen zou". Het kon „geen re-
keninge" geven, en hij zou er
„schoe" (bang) van wezen. Dat ve
len onzer boeren zo redeneeren is
best te begrijpen. De meesten staan
liefst, misschien ook in den letterlij
ken zin, in de schoenen hunner
overgrootvaders en hebben een
machtigen afkeer van het hemel en
aarde beroerende „nieuwe"."55)
„Wij vieren maar eens in de vijftig jaren
feest en dan hebben we daarvoor twee
dagen nodig", aldus Ir. Minderhoud in
1 959.56) Dat klopt wel. Het eerste grote
feest werd gevierd bij het honderdjarig
bestaan in 1 909:
„Wij menschen van dezen tijd, kun
nen nauwelijks meer beseffen hoe
reusachtig de worsteling geweest is
van onze voorvaderen tegen de ge
weldige macht van het water, hoe er
gewerkt is moeten worden om de
1 600 HA vruchtbaren grond, die nu
elk jaar schatten oplevert, te ontroo-
ven aan den machtigen zee-arm.
Een overwinningsfeest waaraan
heel de bevolking deelnam!
Het dorp was smaakvol versierd.
Geen huisje of uit venster of van dak
woei de driekleur en aan het begin
van het dorp was een eerepoort op
gericht met het gastvrije opschrift
„Welkom".
Groen en bloemen waren overal
aangebracht. De brug was zeerfraai
versierd evenals de woningen van
directeur en onder-directeur. Nabij
de school prijkte ook een eerepoort,
een „hulde van de schooljeugd",
zooals een opschrift in witte bloe
men vermeldde.
Het eigenlijke feestterrein was bij de
versiering natuurlijk niet vergeten.
Langs de paden waren groene slin
gers en vlaggen aangebracht. Een
muziektent was opgeslagen, een
draaimolen was een heerlijke at
tractie voor de jeugd, verver-
schingstenten ontbraken niet. O.m.
was er de poffertjes- en wafelkraam
van J. Smit van Middelburg, ons van
de Goesche kermis welbekend, en
daar onder de tonen van goede pia
nomuziek was het echt gezellig. De
manege was ingericht tot danstent.
Gelegenheden tot vermaak waren
er dus in overvloed."57)
Nu, halverwege 1959 en het tweede
eeuwfeest, blijft het bij een bescheiden
herdenking, omlijst door deze „over
peinzingen".
Het oude is voorbijgegaan: zelfs de „zee
van gouden korenaren, rondgolvend
over 't vruchtbaar land", zo lyrisch be
zongen door Warnsinck, is veranderd.
Nog geldt „en de boer hij ploegde
voort" en ieder jaar opnieuw groeit de
tarwe in de polder, maar de strakke en
stramme kortstro rassen van vandaag
geven op de mooie zomerse dagen niet
meer het vriendelijk wuivende beeld
van weleer. Het past in het huidige tijds
bestek, zakelijk en rationeel, maar toch
ook: af en toe een klein beetje heimwee.
Graanoogst in de polder, (foto M. de Goffau, 1977)
Voorjaarswerkzaamheden bij de hoeve Hongersdijk. (foto M de Goffau, 1984)