EEN DOORBRAAK NAAR NIEUWE VERHOUDINGEN de metselaarsstaking van 1899 te V/issingen Bert A/tena Sinds de Franse tijd is Viissingen een arbeidersstad. Na oprichting van de Koninklijke Maatschappij „de Schelde" in 1875 werd het aandeel van de (vrij arme) arbeiders in de totaalbevolking van de stad zelfs erg groot. De hogere standen waren in Viissingen klein van omvang. Een intelligentsia die met zijn tijd meeging, zoals in Middelburg, was er niet. Politiek-maatschappelijke dis cussies werden in Viissingen dan ook amper gevoerd. Rust, gezapige rust, kenmerkte het politieke leven van de stad. Tenminste, voor wie de „Vlissingsche Courant" en „Middelburgsche Courant" leest, of de notulen van de gemeente raad. Maar wie gaat kijken in „Recht voor Allen", het blad van Ferdinand Do- mela Nieuwenhuis, of in socialistische bladen die inZeeland zelf werden uitge geven, zoals „De Toekomst", die krijgt een ander idee. In dat gezapig rustige Viissingen gebeurde wel degelijk iets, maar journalisten en gemeenteraads leden sloten daar in het algemeen hun ogen voor. Het was beneden hun stand zich met het leven van de arbeiders bezig te houden. Verhoudingsgewijs zeer vroeg werd in Viissingen al een socialistenvereniging opgericht: op 1 december 1879. Na Amsterdam en Den Haag was dat de derde in het land. De opkomst van vak verenigingen dateert echter uit de jaren na 1 890, uit de periode dat de socialist J. K. van der Veer in Zeeland propagan da maakte. Als een van de socialistische vakverenigingen werd in augustus 1897 een metselaarsvereniging opge richt. Ze begon met 40 leden en moet in de daaropvolgende jaren nogal ge groeid zijn, hoewel precieze gegevens ontbreken. Deze vereniging werd geleid door so cialisten: W. Steveninck, M. A. Bil en J. Moerland. De naam: „Wij streven naar verbetering" gaf aan dat ze niet alles bij het oude wilde laten. Ongetwij feld was daar reden toe, al is het niet ge makkelijk vast te stellen hoe onvol doende het inkomen van de Vlissingse metselaars was. Er zijn wel uurlonen beschikbaar, maar om tot een jaarinko men te geraken moet men weten welk gedeelte van het jaar de arbeiders werkloos waren. Winterverlet kwam juist bij metselaars veel voor. Boven dien was het aangenomen werk in het Vlissingse bouwvak in zwang geraakt waardoor het inkomen van de metse laars aan wisselingen onderhevig was. Anders dan bij het werken in dagloon werd bij het aangenomen werk de aan nemingssom telkens weer vastgesteld. Heel direct ervoeren de arbeiders dat het de patroon was die bepaalde of en wat voor beleg er op hun boterham kwam2). De marktverhoudingen speel den een grote rol en konden de span ningen belangrijk opvoeren. Maar be langrijk voor het effect van deze „loon onderhandelingen" was ook het feit dat Viissingen veel kleine werkgevers ken de in het bouwvak. Mannen in loon dienst konden betrekkelijk gemakkelijk zelfstandige aannemers worden. Veel kapitaal was er nog niet voor nodig. De 1 906. Bouwvakkers aan het werk in de Walstraat. Op de stelling, in het wit gestoken, een metselaar, naast hem (rechts, met kap op schouder) een opperman, die het sjouwwerk verrichten moest. Verder enige timmer lieden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 23