een doorbraak naar nieuwe verhoudingen: de metselaarsstaking van 1899 te vlissingen 189 de nieuwe conferentie afgesproken13). Naast de burgemeester trad nu een commissie op, bestaande uit wethou der Verkuyl Quakkelaar, hoofden van gemeentepolitie en rijksveldwacht en A. L. A. van Unen, ter secretarie belast met sociale zaken. Tien van de 22 bazen kwamen op een voorconferentie. Mok kend gaven ze toe zich bij een compro misvoorstel van de burgemeester te zullen neerleggen. Men zou direct 1 cent extra geven en na drie maanden bij gebleken plichtsbetrachting (ter beoordeling van de patroons) de twee de cent. Pas nu werd de stakersdelegatie tot de verzamelde heren toegelaten: Van Zo meren, Bil, Moerland en J. Weijermans. Bil voerde de onderhandelingen en bleef staan op de eis van twee centen. De bazen mochten daartegenover stip te plichtsbetrachting eisen: geen dron kenschap, geen praatpauzes en op tijd aan het werk. Maar dat was te weinig, ook toen Bil erop wees hoe nodig beide centen waren voor de hogere huishu ren, betere kleding ('s winters een wol len hemd in plaats van een katoentje), goed schoeisel. De gemoederen raakten verhit, steeds fellere beschuldigingen werden geuit tot Bil op aandrang van de burgemees ter een concessie deed: men zou die ene cent nu accepteren, als de tweede voor iedereen vast stond. Maar J. Loois vond dat dan het gezag van de patroon aan getast werd. Uiteindelijk werd de loons verhoging geregeld zoals de patroons met de burgemeester waren overeen gekomen. Bovendien werd afgespro ken dat de Vlissingse metselaars zoveel mogelijk weer bij dezelfde bazen in dienst zouden komen en voorrang zou den hebben boven vreemde gezellen. De 22 patroons namen dit compromis 's middags aan, maar de arbeiders slik ten het 's avonds minder gemakkelijk. Vooral toen de voorzitter had gezegd dat niet iedereen weer zou worden te ruggenomen. P. Dubois was onder hen. „Gebleken plichtsbetrachting", vond men, was een begrip „dat rekbaar is tot in het oneindige". De vergadering be sloot dat allen die twee cent erbij moes ten krijgen. Dat de onderkruipers aan het werk bleven werd na hevige discus sies uiteindelijk aanvaard, maar er zou den geen slachtoffers mogen worden gemaakt. In dat geval zou er meteen een nieuwe staking uitbreken. De staking was ten einde en de 's mid dags gekomen marechaussees hadden verder weinig te doen. Dat wil zeggen, toen ze aanwezig moesten zijn, de vol gende dag (zaterdag), kwamen ze te laat. De „de Schelde"-arbeiders hadden zich namelijk niet bij het compromis neergelegd. In de morgenschafttijd, van half negen tot negen uur, trok een grote groep naar de in aanbouw zijnde gereformeerde kerk B, op de Franse Erve, waar vier onderkruipers aan het metselen waren. In een ommezien was de schutting omver gehaald en regende het stenen. De stelling waarop de met selaars stonden te werken werd onder hun voeten afgebroken, evenals de muur die ze aan het opmetselen waren. De Brabanders sloegen op de vlucht - „schei maar uit, we gaan al weg" - om niet meer terug te komen. Ook de twee anderen hielden het voor gezien uit angst voor het moment dat de fabriek 's middags af zou gaan ,4). Wat de gevolgen betreft was deze sta king belangrijker dan die bij „de Schel de" in 1 928 15). Voor de arbeiders was ze jarenlang een bron van inspiratie. Ze leidde bovendien tot nieuwe sociale verhoudingen. Hoezeer de leidende kringen er door wakker geschud waren bleek tijdens de gemeenteraadsverga dering op de vrijdag dat er een einde aan het conflict kwam. De vergadering overlegde achter geslo ten deuren. De oud-militair A. A. A. E. Gewin vond dat de burgemeester de or de op de slechtst denkbare manier had pogen te handhaven. Het gerucht ging dat hij een blokje omliep als hij stakers zag aankomen. Niet hij, maar Van Zo meren had de stad geregeerd, die „vreemde socialist". Zelfs de de „de Schelde"-arbeiders had deze meer in de hand dan de directeur, het mede raadslid Jos. van Raalte. Het gezag was „op de treurigste wijze door het slijk gesleept". A. Loois viel Gewin bij: „Vlis singen heeft nu den stoot gegeven. De gevolgen zijn niet te overzien. Middel burg zal volgen, doch dat heeft geene Schelde achter zich. De loop dezer sta king is zeer te betreuren; veel ware met overleg te voorkomen geweest." De oude tijden zouden nooit weerom komen. Plots was men in een nieuwe tijd verplaatst die nieuwe antwoorden eiste. Gewin meende dat er een volgen de maal een commissie van goede dien sten ingesteld moest worden. Niet iede reen begreep hem, tot duidelijk werd dat hij een kamer van de arbeid bedoel de, die de „Middelburgsche Courant" de vorige dag nog ernstig had aanbevo len16). Men besloot dat het particulier initiatief hier een taak had en dat de ka mer van koophandel er zich over moest buigen 17). Er werd van nu af een „tweesporen beleid" gevoerd. Op 3 juli 1 899 opper de F. H. J. Wibaut in de kamer van koop handel een kamer van de arbeid in te stellen18). In november 1901 kwamen er uiteindelijk twee. Nog wat langer liet het andere onderdeel van het tweespo renbeleid op zich wachten: een verbe terde ordehandhaving. Het was immers gebleken dat de krachten te kort scho ten als de „de Schelde"-arbeiders zich met de zaken gingen bemoeien19). In het geheim werd een vaste brigade van de marechaussee aangevraagd. Die „nare chinezen" (zoals ze al gauw heet ten in de arbeidersbeweging) vestigden zich in 1 904. Wat twintig jaar verenigingsleven niet had tot stand gebracht, werd met één avond ruiten ingooien bereikt: de arbei dersbeweging werd als macht serieus genomen. Noten: Vlissingsche Courant (Voortaan: VC) 6/8/97. 2) Vgl. De Toekomst 16/3/95: „Ook deze karre- wei moest aangenomen worden. De arbeiders vroegen f 1 1 0 en dit was er aan verdiend, doch de heeren wilden niet meer dan f 65 geven. En toen de arbeiders ook dit werk toch uitvoerden en er een zuur stukje brood aan verdienden, werd ook deze uitzuigerij weer gedekt door hun er wat ander werk bij te geven. Dit was de uitvoering van 70 strekkende meter metsel werk, volgens de lat; f40 was voor dit werk niet te veel betaald, doch de heeren, gaarne spoe dig op hunne gestlauweren willende rusten, wilden voor dit werk slechts f 20 geven. Toen de arbeiders hier geen zin in hadden, kregen zij van de fungeerenden slavendrijver opzich ter) Outhuizen ten antwoord: „zoo jelui het niet doen willen, heb ik liever dat je nu dan Zater dag vertrekken." 3) VC 4/2/95 4) VC 25/3, 15/4 en 3/5/95; De Toekomst 30/3/95. 5) Bijv 17/8/96. 5) Het Volksdagblad 1 2/4/99. 7) VC 17/4/99 B) VC 13/8/76. 9) VC 18/4/99.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 29