over boeken
192
Zeeuwse kunstenaars, zoals bijvoor
beeld Philips Angel, Adriaen Coorte en
Jacobus Perkois, heeft hij met zijn
Dordtse tentoonstellingen en zijn publi
caties voor het voetlicht gehaald. Dat
het stilleven ook altijd op grote belang
stelling van zijn kant heeft kunnen reke
nen, blijkt ondermeer uit zijn boek The
Bosschaert Dynasty van 1 960. Een be
ter eerbetoon dan deze expositie, met
als neerslag dit belangrijke en fraai uit
gegeven boek, is dan ook nauwelijks
denkbaar.
Het boek opent met twee korte stukken
over Bol en zijn betekenis voor de
kunstgeschiedenis, geschreven door
twee collega's; hierna volgen een bi
bliografie en een korte lijst met biogra
fische data. Sam Segal is de auteur van
het belangrijkste deel van het boek, een
hoofdstuk over de Middelburgse stille
venschilders. Guido Jansen volgt met
een artikel over genre-, landschaps- en
portretschilderkunst in het Middelburg
van de eerste helft van de 1 7de eeuw.
Een reeks korte biografieën van de ver
tegenwoordigde schilders en het, volle
dig (en deels in kleur) geïllustreerde, ca
talogusgedeelte maken het boek com
pleet.
De „Bosschaert-dynastie" speelt in Se
gals artikel een belangrijke rol. Om
streeks 1 587 kwam Ambrosius Bos
schaert met zijn ouders uit Antwerpen
naar Middelburg, waar hij twintig jaar
of langer als schilder werkzaam zou
zijn. Hij trouwde er met de Middelburg
se Maria van der Ast. Tot de „dynastie"
behoren, behalve hun drie zoons Am
brosius, Johannes en Abraham, ook de
beide broers van Maria van der Ast, Bal-
thasar en Hans. Alle vijf ontvingen zij
hun opleiding in het atelier van Ambro
sius senior en zo ontstond een belang
rijke groep stillevenschilders, die zich
later van Middelburg verplaatste naar
Utrecht en die een grote invloed zou
hebben op de ontwikkeling van het Ne
derlandse stilleven.
Segal behandelt de vaak bonte bloem-
stillevens van Ambrosius Bosschaert en
de zijnen zeer minutieus. De boeketten
worden als het ware ontleed. De ver
schillende bloemen worden gedetermi
neerd, de eventueel afgebeelde insec
ten en andere kleine dieren worden be
schreven en er wordt getracht door
nauwkeurige vergelijking de ongeda
teerde schilderijen een plaats te geven
in het oeuvre van de schilders. Ook de
mogelijke symboliek der afbeeldingen
komt ter sprake. Zich baserend op de
reeds bestaande litteratuur, waarvan
een belangrijk deel van de hand van Bol,
èn op zijn eigen waarnemingen, komt
de schrijver tot een reeks karakterise
ringen van het werk van de verschillen
de stillevenschilders, die de bestude
ring ervan een grote stap verder hebben
gebracht.
Van de overige meesters die in het boek
behandeld worden, dient hier in elk ge
val Adriaen Coorte nog genoemd te
worden. Van deze, door Bol min of meer
„ontdekte" schilder is vrijwel niets be
kend. Hij werkte enige tijd in Middel
burg, getuige de dateringen van een
aantal van zijn schilderijen in het laatste
kwart van de 1 7de en in het begin van
de 1 8de eeuw, en kan beschouwd wor
den als de schilder van de uiterste een
voud. Vooral in zijn latere werk heeft hij
genoeg aan een bundeltje asperges,
een drietal perziken of een trosje drui
ven, schijnbaar achteloos neergelegd
op een stuk steen. Zovervaardigde deze
„kleine meester" een aantal adembene
mend mooie schilderijtjes, waarvan er
in het boek een vijftiental is afgebeeld
en beschreven.
P.D.