bij het 175-jarig bestaan van de wilhelminapolder
165
hoefte aan een school te voorzien. Be
gin 1 821 activeerde hij de belangrijkste
ingezetenen van de Wilhelminapolder
om een verzoek in te dienen tot het aan
stellen van een onderwijzer te Wilhel-
minadorp, onder de toezegging dat er
van de zijde van de inwoners (lees: de
polder) een aan de eisen voldoend
schoolgebouw zou verrijzen. De dis
trictsschoolopziener Jac. de Kanter,
een vriend van Van den Bosch, had di
rect een willig oor en wist er zelfs, na tij
delijke maatregelen voor de eerste ja
ren, voorte zorgen dat uit de provinciale
fondsen een bedrag van f 2.760,- werd
toegezegd, bestemd voor het bouwen
van een school en een onderwijzerswo
ning.
De gebouwen kwamen in 1825 tot
stand. Op 6 september 1 825 werd toe
stemming gegeven om sollicitanten
voor de functie van onderwijzer op te
roepen en op 2 januari 1826 werd de
school geopend. Ook voor de totstand
koming van een kerkgebouw heeft G. J.
van den Bosch veel moeite gedaan,
maar bij zijn overlijden in 1 836 was dit
toch nog lang niet gerealiseerd. Een
eerste kerkdienst werd gehouden door
de predikant van Kattendijke op 1 3 no
vember 1825 in het pas gereed geko
men schoollokaal. Gedurende de win
termaanden was het voor bejaarden,
vrouwen en kinderen vrijwel onmoge
lijk de weg naar Kattendijke af te leggen
om daar de kerkdiensten bij te wonen.
Van een geregelde kerkgang was dan
ook in de verste verte geen sprake.16)
In 1826 meende men mogelijkheden
voor een tijdelijke oplossing te zien.
Toen in dat jaar de Gemeente Kattendij
ke vacant was geworden door vertrek
van de predikant, greep men deze gele
genheid aan om een verzoek tot Z.M.
Koning Willem I te richten.17)
Dit verzoek hield in, „dat de ditmaal te
beroepen Predikant verpligt zou wor
den om telken zondage zoo wel te Wil-
helminadorp als te Kattendijke te predi
ken, waartoe, gelijk men vermeende, de
nieuwgebouwde school vooreerst een
genoegzaam locaal zou aanbieden."18)
Het Klassikaal Bestuur van Goes, waar
het verzoek werd gedeponeerd om ad
vies, maakte echter ernstige bezwaren
om hierop gunstig te adviseren. Hoewel
men de behoefte erkende, meende men
dat een voorgestelde combinatie niet in
het belang was van de totale bevolking
van de beide dorpen; of de combinatie
zou de vorming van een zelfstandige
gemeente in de weg staan, of bij verde
re uitbreiding van Wilhelminadorp zou
de oude gemeente van Kattendijke te
gronde gaan. Ook vond men het school
lokaal ongeschikt en te klein voor de
eredienst. Bij het toch alszodanig inge-
bruik nemen van de school, zou dat de
stichting van een kerkgebouw zeker
vertragen. Bij beschikking van 26 okto
ber 1 826 werd het verzoek door Z.M.
Koning Willem I dan ook afgewezen.
Een keerpunt in de ontwikkeling werd
pas bereikt in 1 837.
I. G. J. van den Bosch, die ondertussen
zijn overleden vader als directeur van de
polder was opgevolgd, wist op de jaar
lijkse vergadering van de deelhebbers
in de polder te bewerkstelligen, dat de
toezegging werd gegeven om voor de
helft bij te dragen in de kosten van de
bouw van een kerk en een pastorie. Zelf
schreef hij hierover in de inleiding van
het Actenboek van de kerkeraad:
„De innige overtuiging van het ge-
wigt der bestaande behoefte,
spoorde den ondergetekenden, als
gemagtigde der Sociëteit van den
Wilhelminapolder aan, om onder
opzien tot God, in mei 1837 aan
zijne mede-geinteresseerden de
Gods-dienstige belangen der inge
zetenen ernstig aan te beveelen; en
voor te stellen dat door genoemde
geinteresseerden een gedeelte der
kosten tot het stichten van een kerk
en predikantswoning benoodigd,
zou worden bijgedragen. Dit voor
stel wierd goedgunstig toege
staan."19)
Iman van den Bosch was, meer nog dan
zijn vader, en man die hield van aanpak
ken en opschieten. Hij verzocht onmid
dellijk één van zijn vrienden, de archi
tect Izaac Warnsinck, een ontwerp en
bestek te maken voor een kerk met 500
zitplaatsen en voor een pastorie. Dit
verliep allemaal bijzonder vlot, want al
in december 1837 kon Iman van den
Bosch persoonlijk aan Z.M. Koning Wil
lem I een door de ingezetenen onderte
kend request overhandigen, inhouden
de het verzoek om toestemming tot
stichting van de Gemeente en bouw van
kerk en pastorie en de hiervoor beno
digde bijdragen; „terwijl hij bij die gele
genheid met gepasten aandrang de be
langstelling in deze zaak mondeling na
der trachtte op te wekken."20)
De verwachtingen wat betreft een snel
le en gunstige beschikking waren hoog
gespannen, temeer daar nog bij Ko
ninklijk Besluit van 5 november 1837
was bepaald dat de kerkelijke vereni
ging van de Wilhelminapolder met Kat
tendijke slechts als tijdelijk beschouwd
moest worden, namelijk alleen tot het
moment dat goedkeuring gehecht zou