ZEEUWS TIJDSCHRIFT
JAARGANG 34
nummer 6 -1984
DE OPEN UNIVERSITEIT IN ZEELAND
N. Verboon
WH de redaktie van het Zeeuws Tijdschrift een onderwerp behandeld zien, dan is zij -
dunkt ons - allereerst geïnteresseerd in de eigen, regionale aspekten ervan, minder in
de algemene, boven-regiona/e facetten. Het kan namelijk niet de bedoeling zijn om
hier de struktuur en de werkwijze van de Open Universiteit te behandelen. Dat zijn de
onderwerpen die de laatste maanden royaal aandacht hebben gekregen in de media.
Dit maakt het bespreken van het onderhavige onderwerp tot een moeilijke zaak. Er zijn
namelijk zo weinig regionale aspekten aan deze materie. Ze zijn bovendien minder
fundamenteel, minder wezenlijk. De Open Universiteit, het kan niet genoeg worden
herhaald, is een landelijke instelling met een dienovereenkomstige landelijke organi
satie, met een voor het hele land optredend Bevoegd Gezag: het in Heerlen zetelende
College van Bestuur. Dit is begrijpelijk: de leerstofinhouden zijn voor een student in
Zeeland dezelfde als die voor een studerende in een der andere provincies. De uit te rei
ken certifikaten verklaring voor een met succes gevolgde kursus a 100, 200 of 300
studie-uren), dossierverklaringen (een bundeling van certifikaten) en diploma's (zowel
op wetenschappelijk niveau als op dat van het hoger beroepsonderwijs) dienen het
zelfde gewicht te hebben, in Middelburg en in elk der andere regionale studiecentra.
Wel dient hier naar voren te komen, dat dat regionale centrum (er zijn er 18 in totaal)
de verbindende schakel vormt tussen de student en het verre Heerlen. De problemen,
die zich tijdens de studie voordoen, moeten hier tot een bevredigende oplossing wor
den gebracht.
Voorgeschiedenis
Toch heeft de Open Universiteit in Zee
land al een zeker verleden, een eigen
geschiedenis, wat voor de andere cen
tra niet of minder het geval is. Ik meen
zelfs te mogen zeggen dat Zeeland in
een aantal opzichten een voortrekkers
rol heeft gespeeld. Daarvoor zal mede
bepalend zijn geweest dat Zeeland
geen eigen wetenschappelijk onderwijs
kent, wat voor velen, in verleden en he
den, moeilijk kon worden aanvaard.
Die voorgeschiedenis vangt uiteraard
niet aan met Middelburgs Illustere
school, terwijl ook de strijd in 1 585
voor een universiteit tussen Leiden en
Middelburg te ver achter ons ligt. Wel
licht echter hebben de gedachten daar
aan het Provinciaal Bestuur in het jong
ste verleden tot grote aktiviteiten aan
gespoord. Daartoe moest evenwel, lan
delijk gezien, aanleiding bestaan.
In maart 1 977 bood minister J. A. van
Kemenade de nota Open Universiteit in
Nederland aan de Tweede Kamer aan.
Op grond daarvan bracht de Commissie
Voorbereiding Open Universiteit (de
zgn. Commissie de Moor) in mei '78 al
een interim-rapport uit. In maart '79
verscheen haar eindrapport onder de ti
tel De Nederlandse Open Universiteit.
Reeds in april d.a.v. waren er kontakten
tussen Gedeputeerde Staten en de top
van het ministerie. In die gesprekken
werd allereerst getracht een Zeeuws
studiecentrum veilig te stellen, waar
men niet afwijzend tegenover stond.
Tevens probeerde men meer direkte in
vloed te krijgen door te adviseren de
Open Universiteit deel te doen uitma
ken van het grotere geheel van de vor
ming van volwassenen. Dit kon niet ge
lukken: het vormingswerk ontwikkelde
zich, onder de naam Volwassenenedu
catie, tot basisvorming, terwijl de Open
Universiteit terecht tot Hoger onderwijs
werd gerekend.
In die gesprekken werd reeds het gene-
reuse aanbod gedaan om voor de Open
Universiteit ruimte te reserveren in de
nieuw te bouwen behuizing van de
Zeeuwse Bibliotheek aan de Kousteen-
sedijk.
Andere stimulansen
Uit het voorafgaande mag niet worden
afgeleid dat het Provinciaal Bestuur de
enige initiatiefnemer zou zijn geweest.
Ook het Zeeuwsch Genootschap heeft
een rol gespeeld.
De oorsprong daarvan lag in de Zeeuw
se Akademiedag van de Erasmusuni-
versiteit Rotterdam van 4 juni 1 976. In
het voorwoord van het dubbel-nummer
van het Zeeuws Tijdschrift, dat aan die
dag werd gewijd, staat het doel van de
ze bijeenkomst als volgt omschreven.
„De ontmoeting van de Erasmusuniver-
siteit Rotterdam en de provincie Zee
land had als achtergrond de gedachte
dat een universiteit contacten met de
maatschappij dient te onderhouden en
dat een van een universiteit gespeende
provincie goed doet zich open te stellen
voor wat de wetenschap te bieden
heeft."
In de inleiding die drs. M. C. Verburg,
toen nog direkteur van het Economisch
Technologisch Instituut voor Zeeland,
hield over Interdisciplinaire benadering
in de provinciale bestuurspraktijk,
sprak hij aan het eind de hoop uit „dat
deze academiedag in alle secties mag
leiden tot vruchtbare uitkomsten en
contacten. Zeeland kent geen universi
tair milieu en ik acht dit een handicap. Ik
wil mij gaarne aansluiten bij eerdere be
togen van de directeur van de Christelij
ke Pedagogische Academie dat het
noodzakelijk iste streven naar het vesti
gen van een universitaire opleiding in
Zeeland, geaffilieerd aan een van de be
staande universiteiten."
In een der sekties van die dag, nl. die
met alsthema Lesgeven in detoekomst,
werd gewezen op het belang van sa
menwerking van alle Zeeuwse scholen
voor Hoger Beroepsonderwijs (HBO),
mede op grond van de ministeriële nota
Hoger Onderwijs in de Toekomst.
Uit die kontakten ontstond allereerst de
zogenaamde Overleggroep, bestaande
uit Zeeuwse ingezetenen en vertegen
woordigersvan de Erasmusuniversiteit,
onder voorzitterschap van prof. dr. J.
Sperna Weiland. Voorts stelde het
Zeeuwsch Genootschap de Commissie
Universitaire Contacten in. Deze uit
spraken, deze kommissies beoogden