uit de geschiedenis van het middelburgse gasthuis; het ziekenhuispersoneel tijdens de overgangsperiode van een 19e-eeuws gasthuis naar een 20e-eeuws ziekenhuis 225 De gasthuisaffaire Met deze dramatische climax ligt, wat van nu af aan heet: „de gasthuisaffaire" volledig op straat en barst de geruch tenmachine los. Het Middelburgse ge meentebestuur, dat verantwoordelijk is voor het beleid van de Godshuizen, neemt in haar eerstvolgende raadsver gadering een motie aan waarin ze het bestuur der Godshuizen opdraagt, ge zien de snelle wisseling van het leiding gevend gasthuispersoneel en gezien de geruchten die hierover de ronde doen, hierover op korte termijn te rapporte ren. Van al Ie fouten die in de afwikkeling van deze zaak gemaakt gaan worden is dit de eerste en de grootste. Het bestuur, gebelgd doordeteneurvan degemeen- teraadsmotie, blijkt ernstig in zich zelf verdeeld te zijn. De voorzitter en het ge- committerde bestuurslid, de gepensio neerde ritmeester, H. A. Snouck Hur- gronje zijn beiden sterk pro Bijlsma, het andere gecommitteerde bestuurslid, de arts A. W. Verheyden, is uitgesproken anti. Het gevolg is dat niet alleen de motie van de gemeenteraad mokkend en zeer onvolledig wordt uitgevoerd maar ook dat de sfeer binnen het bestuurscollege onherstelbaar bedorven raakt. Dit leidt er weer toe dat ook de verhouding tus sen enerzijds het bestuur der Godshui zen en anderzijds het gasthuisperso neel, de gasthuisdoktoren en de Mid delburgse gemeenteraad blijvend en diepgaand wordt ontregeld. Een brief die het toenmalige hoofd van de geneeskundige afdeling dr. D. Schoute aan het Middelburgse stads bestuur richt geeft duidelijk aan hoe de sfeer in het gasthuis anno 1905 moet zijn geweest. De betreffende passage luidt: „de relatie van de directeur met de zuster heeft een ernstige demoralise rende werking op de jonge verpleeg sters. Er mag niet over gesproken wor den, er ontstaat een sfeer van laster, leugens, intriges, scheldpartijen en hef tige ruzies tenslotte uitlopend op zelf moord van de directrice. Hierboven troont het bestuur in alle rust, verzekert dat alles in de beste orde is en noemt anderen (waaronder de briefschrijver) die anders verklaren onbetrouwbaar. Uit bovenstaande is duidelijk dat de di recteurzijn prestige zowel t.o.v. de gas thuisdoktoren als het verplegend per soneel volledig is kwijtgeraakt. Als het bestuur vervolgens met ingang van 1-1-06 de benoeming van de hoofdzuster F. Blaauw tot adjunct-di rectrice op advies van Bijlsma door drukt, tegen welke benoeming het me dische bestuurslid Verheijden en de gasthuisarts Schoute de grootste be zwaren hebben aangevoerd, zit het Gasthuis opgezadeld met een directie die geen grein gezag meer over heeft. De gevolgen zijn er dan ook na; in de ko mende anderhalf jaar wordt het beleid in het Gasthuis steeds chaotischer, de sfeer er steeds slechter en de bestuur baarheid ervan steeds geringer. De opstand van de leerlingverpleeg- sters Een uiterst triviaal incident leidt er toe dat de zich voortslepende gasthuisaf faire tot een oplossing komt. Op een najaarsdag in 1906 merkt de dienstdoende leerlingverpleegster zr. Schenkel dat de kolenkit op de kinder zaal, waarvan de kachel dreigt uit te gaan, leeg is. Ze haast zich met de lege kolenkit naar de kelder op welke tocht ze een hoofdzuster tegen komt die haar gelast onmiddellijk naar de zonder toe zicht gebleven kinderzaal terug te ke ren. Binnen de totaal verziekte verhou ding escaleert dit alledaagse incident tot buiten alle proporties. De leerling, die kennelijk niet op haar mond is ge vallen, wordt op staande voet ontsla gen. Na afgekoeld te zijn biedt zr. Schenkel op correcte wijze schriftelijk haar verontschuldigingen aan en ver zoekt het bestuur het ontslag ongedaan te maken. Omdat ook in deze de twee gecommit teerde bestuursleden H. A. Snouck Hur- gronje en A. W. Verheijden diametraal tegenover elkaar staan moet het voltal lig bestuur in de kwestie beslissen. Tij dens de bestuursvergadering waarin dit punt aan de orde komt, ontaardt de dis cussie tussen de voorzitter en de arts Verheijden tot wat de notulen eufemis tisch omschrijven als „een woorden wisseling". Gezien de hoffelijke en cor recte wijze waarop de leden van dit col lege gewend zijn met elkaar van ge dachten te wisselen moet deze ontspo ring een pijnlijk en schokkend incident zijn geweest. Het gecommitteerde bestuurslid Ver heijden gaat zich in de nu komende tijd steeds meerde rol aanmeten van vader lijke vriend en leidsman van de leerling verpleegsters, een rol die uiteraard fnuikend is voor het laatste restje gezag van de directeur. Het is dan ook niet on begrijpelijk dat de directeur hierover een klacht indient bij het bestuur. De meerderheid van het bestuur neemt vervolgens een motie aan waarbij zij het optreden van hun medebestuurslid ver oordelen welke motie ter kennis van de directeur wordt gebracht. Op instignatie van Verheijden schrijven de leerlingverpleegsters een brief aan het bestuur met - wat tegen de hiërar chische verhoudingen ingaat - een af schrift aan het gemeentebestuur waar in ze medelen collectief ontslag te ne men indien hun collega Schenkel niet alsnog in het Gasthuis kan blijven. De tegenzet die Bijlsma vervolgens doet is uiterst problematisch. Hij schrijft een brief aan de directies van al le in Nederland gevestigde ziekenhui zen en gezondheidsinrichtingen waarin hij de directies dringend aanraadt géén van de zeven met name genoemde leer lingverpleegsters in dienst te nemen en bovendien om geen achtte slaan op een eventuele aanbeveling van de Middel burgse arts Verheijden tegen wie door zijn medebestuursleden een motie van wantrouwen is aangenomen. De unfaire wijze waarmee Bijlsma met genoemd schrijven de naam van Ver heijden door heel Nederland in diskre diet brengt veroorzaakt op haar beurt grote verontwaardiging in de Walcher- se artsenkring. De leden van de afde ling Walcheren van de Maatschappij der Geneeskunst nemen op hun beurt een motie aan die in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde wordt ge publiceerd. Met deze publicatie wordt de naam van Verheijden voor het forum van medisch Nederland weer gezuiverd van de smet door het schrijven van Bijlsma aange bracht. Voor de Middelburgse gemeenteraad is inmiddels de maat vol. In de raadsver gadering van 21 december 1906 wor den twee ingrijpende besluiten geno men. In de eerste plaats worden twee leden van het bestuur der Godshuizen, die periodiek aan de beurt zijn om af te

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 25