kats, anno domini 1609
207
brouwer Jacob Danis uit Goes opmerk
te - een „bijken" man. Hij was op de
hoogte van alle bewegingen van schout
en dienaren en van alle zaken die bij
hem in de herberg aan de orde kwamen,
alle testamentaire wilsbeschikkingen,
huistransporten, aankopen, leningen en
strafzaken. Hij ontdook alle wetten,
smokkelde waar hij maar kon en cor
rumpeerde het college van schout en
schepenen op dusdanige wijze, dat er,
wanneer zaken van hem aan de orde
kwamen, vooroverleg tussen hem en
het college plaats vond. Corruptie, me
de afgedwongen door het leveren van
gratis bier en wijn en eten. Er zijn pro
cessen-verbaal overgebleven uit dat
hongerjaar 1609. Secretaris Willem
Pietersz, Loenken's eigen zoon, schreef
met een strak gezicht het volgende:
„Op heden den 23en April 1609 heeft
de huisvrouwe van Pieter Willemsz Ke-
telaer gebracht van der Goes twaalf
witte broden van stuijvers ende de
pachter van de maelderije Jacob Tho-
nisz heeft ze met des heeren dienaar
doen halen en in beslag genomen en de
andere dag, zijnde de 24e April 1 609
heeft de huisvrouwe van Pieter Wil
lemsz Ketelaer voornoemd, wederom
gebracht van Goes negen roggebroden
van 3 stuivers per stuk. Tezamen 6
schellingen en zes groten met vier tar
webroden van drie stuivers per stuk - 2
schellingen en elf broden van stuivers -
1 schelling, tien groten. En de broden
zijn door de dienaar op last van de pach
ters van de maelderije of molen in be
slag genomen. Aldus gedaan ter pre
sentie van Andries Pietersz en Willem
Thonis de Vletter als schepenen der
prochije ende heerlijkheyt van Cats."
De stammoeder Loenken Bastiaensdr
als smokkelaarster.
Zes en dertig broden op twee achter
eenvolgende dagen gesmokkeld met de
veerschuit vanuit Goes. Irrationeel - zo
komt het ons over - want de broden
zullen toch wel in beslag genomen wor
den. Maar dan houdt men geen reke
ning met de standvastigheid en vast
beslotenheid van de mennonieten.
Twee weken later, op 9 mei 1609, zit
Willem Pietersz bij de volgende dag van
Rechte met zijn krassende ganzeveer
voor ons, twintigste eeuwers, weer te
getuigen van die moed: Loenken heeft
na de eerste dag van Rechte kans ge
zien zes en twintig roggebroden van
drie stuivers het stuk en dertien tarwe
broden van ook drie stuivers per stuk te
smokkelen en zij heeft de broden goed
willend, na betaling van de boete, door
Jan Cosijn, als mededoener - wij zou
den zeggen aandeelhouder - in de
maalderij, om zijn „caliote" te hebben in
beslag doen nemen.
Noord-Beveland moest in die jaren min
of meer een van de graanschuren van
het westen worden. Bij de bedijkings-
voorwaarden stond dat de schorren
door de Graaf van Hohenlohe werden
uitgegeven om er een „corenlande" van
te maken. Granen waren dan ook het
belangrijkste landbouwprodukt, mis
schien in opbrengst geëvenaard door
de meekrapcultuur. Het koren overtrof
de plaatselijke eilandbehoefte verre en
werd door de landslieden in zakken ge
voerd naar de markten van Goes en Zie-
rikzee.
In Goes werden de zakken gewogen in
het stadsweeghuis aan de Molendijk;
de graanmarkt vond plaats op de Groo-
te Markt, waar de zakken die met
„cromsteven schuiten" werden aange
voerd pas met de klokslag van elf uur ter
keuring geopend mochten worden. Die
graanoogst werd zelfs na die eerste tien
wanordelijke jaren zo overvloedig dat
de magistraat van Zierikzee op 1 3 au
gustus 1610 besloot voor het Noord-
Bevelandse graan een aparte graan
markt te houden bij de Nieuwen Brug.
Vanuit de tussenmarkten Goes en Zie
rikzee werden de in bulk overgestorte
granen verder vervoerd naar de omlig
gende gewesten, Vlaanderen en Hol
land. Steeg de vraag naar graan, dan
steeg de prijs en soms in zo korte tijd en
zo snel dat de plaatselijke bevolking van
de graanlanden niet meer in staat was
voor eigen gebruik brood te kopen.
Speculanten sloegen voorraden in en
verdienden schatten gelds, terwijl de
bevolking verhongerde. En algemeen
was het regel dat de plaatselijke over
heid de bevolking beschermde door de
uitvoer te verbieden. Maar het lijkt er
op, dat de overheid van Cats het af liet
weten, want die overheid bestond uit
boeren.
„Corenbijters" werden zij door het ge
wone volk genoemd, die woekeraars.
Corenbijters gelijkend op de korenwor
men, die volgens de Zierikzeese arts Le-
vinus Lemnius de tarwe in de opslag
plaatsen aantasten in het voorjaar.
Vooral als de maan vol is en als de ra
men van de graanschuren naar het zui
den openstaan in plaats van naar het
noorden. Levinus vergelijkt die koren
wormen met de graanhandelaars en
boeren, die zelfs bij graantekort de
schuren voor eigen volk gesloten hou
den.
Loenken laat berustend de broden die
zij smokkelt door de dienaar in beslag
nemen om zijn caliote te hebben; de ca
liote of culiote, een inmiddels algemeen
aanvaarde vorm van belasting op le
vensmiddelen. Dat was vroeger anders
geweest. In de tijd van Philips de Goede
ingevoerd in Vlaanderen gaf zij aanlei
ding tot heftige oproer in Gent. Jan Co
sijn als aandeelhouder had recht op zijn
„caliote" en hief na inbeslagname zijn
belasting achteraf.
Loenken heeft nu vijf en zeventig bro
den gehaald en op verzoek van Jan Co
sijn, „culioter" van de maalderij van
Cats, is het college van schout en sche
penen drie dagen later op de twaalfde
mei weer bijeen en Andries Cornelisz,
de bode en dienaar van Cats, verscheen
voor de schepenen om op „sijn manne
waerheyt in plaetse van eede ende in
dies noot zijnde met eede te bevestig-
hen" dat hij op last van Jacob Thonisz
Scherpenis alle brood dat aan land ge
bracht werd in beslag moest nemen „al-
waert sesmael daeghts". Negen dagen
later heeft diezelfde bode Andries Cor
nells het huis en de loods van Coen Jor-
danisz gekocht aan de oprei - de tegen
woordige Dorpsstraat van Cats - voor
liefst zestig ponden Vlaams. En waar hij
het geld vandaan heeft, laat zich raden.
De hebzucht van de boeren en de mole
naar en de mededoener; de schraap
zucht en onverschilligheid van de over
heid, het vlammend protest van Loen
ken brengen op den duur beroering. Ja
cob Thonisz geeft Andries Cornells de
opdracht de broden door de schepenen
te laten tellen en uit te laten delen aan
de armen. En - zo zegt JacobThonisz -
zijn er niet genoeg armen in Cats, breng
ze dan voor mijn part naar Colijnsplaat.
De brodensmokkel moet aan zijn doel
hebben beantwoord. De stadhouder en
dienaar van de Rentmeester Bewester-