kats, anno domini 1609 208 schelde, bij wie de hoge jurisdictie ligt, komt zelf naar Cats en verschijnt in de herberg van Danneel de Lettere. De hongerenden en de doden en de open lijke smokkelarij van Loenken Bas- tiaendr Ketelaer pressen uiteindelijk die overheid maatregelen te nemen, ook al is het ten eigen koste. Het wordt een strijd tussen stadhouder en mennoniste. Er is in de gerechtsrollen dan ook spra ke van de „saecke van Loenken ende Tobias Oostdijck". Een rel, en waar een rel is, daar is ook de dienaar van Tobias, Jan Roelantsz Siereveld. Jan Roelants, in de ogen van de gedreven voorganger Booms in Colijnsplaat, een eervergeten dronkaard en slechterik. Als lidmaat moest hij ten voorbeeld staan, maar hij doet niet veel meer dan herbergen be zoeken, zogenaamd als controleur op bier- en wijnsmokkel, in werkelijkheid als man die in ruil voor niet-weten gra tis bieren en wijn krijgt toebedeeld. Een Godvergeten dronkaard, die tenslotte uit de kerk wordt gestoten en in armoe de door de armmeesters ter aarde wordt geholpen. Jan Roelants heeft lont geroken en gaat naar de herberg van Danneel de Lettere en beweert daar dat ook zijn meester de stadhouder Tobias Michielsz Oostdijck in het komplot zat van de prijsopdrij ving. Danneel ontkent, hem is zijn han del te lief en hij moet voorzichtig zijn want schout en schepenen houden bij hem hun rechtzittingen. En - zoals in die tijden gebruikelijk was - wordt er door Jan Roelants gewed: Tobias Mi chielsz als corenbijter. Die wedden schap komt nog herhaaldelijk in de rechtsrollen ter sprake. Het laatst op 1 1 februari 1 61 2 als Jan Roelants ein delijk iemand gevonden heeft die voor hem durft te getuigen: Heinrick Arentsz. En de secretaris schrijft het voor ons op: „Zonder precies te weten op welke datum, kwam ik, Heinrick Arentsz in het jaar 1 609 met Jan Roe lants en anderen uit Colijnsplaat in de herberg van Danneel de Lettere en het woord kwam op de kwestie tussen To bias Michielsz Oostdijck en Loenken Ketelaers. Toen zijn Jan Roelants en de waard gaan wedden en Jan Roelants riep: ik zet drie Koninckdaelders tegen zes en verlies ik de weddenschap, dan zal ik ze kwijt zijn en win ik dan zul je er mij zes moeten geven." „En toen", zo beweert Heinrick Arentsz voor het schepencollege,„heb ik gezien dat Jan Roelants terstond twee daalders van zeven schellingen en tien groten het stuk, heeft neergeteld. Maar of hij ze te gen Koninckdaalders geruild heeft, weet ik niet meer. Wel, dat de ene direct werd verteerd." Maar Jan Roelants had gelijk. Ook de opperste gezagdrager op het ei land, de stadhouder, had uit eigen heb zucht en onder pressie van zijn mede boeren lijdelijk toegezien hoe de hon ger aan de mensen van Cats vrat. In de winter van 1 61 2/1 61 3, op 1 6 januari 1613, eist Bastiaen Polck, de dienaar uit Colijnsplaat, die toch in Cats moest zijn uit naam van Jan Roelants het ge wonnen geld op en Hester, de vrouw van Danneel, die van het eiland af is, geeft Bastiaen Polck het gewonnen geld. Terug naar mei 1 609. Het hele proces van 7 mei heeft op Loenken niet de minste indruk ge maakt. Op 1 2 mei schrijft de secretaris

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 8