albertha petronella (bertha) ogterop (1860-1936)
5
een einde aan haar activiteiten kwam.
Rest ons nog een tweetal vragen. De
eerste is: op grond van welke overwe
gingen is Bertha Ogterop in 1 892 direc
trice geworden van het Zeeuwsch Ge
nootschap alsook als lid van de Neder-
landsche Botanische Vereeniging aan
vaard; en meer in het bijzonder, op
grond van welke kwaliteiten werd zij
reeds in datzelfde jaar tot conservatrice
van het Zeeuwse Herbarium uitverko
ren? Hoe kwam zij aan haar kennis van
de Nederlandse Flora? Had zij zich mis
schien ingeschreven voor de biologie-
studie, toen zij van oktober 1 877 tot ja
nuari 1878 te Utrecht verbleef. Maar
dan is die tijd zeker veel te kort geweest.
Een andere mogelijkheid is door Van
der Feen in een van zijn brieven gesug
gereerd. Bertha Ogterop was namelijk
van moederszijde geparenteerd aan de
echtgenote van Hugo Leonardus Gerth
van Wijk, sedert 1874 leraar in de
plant- en dierkunde aan de RHBS te
Middelburg en vanaf 1879 tevens aan
het Gymnasium en de Rijkskweek
school aldaar19). Is deze familierelatie
mogelijk van invloed geweest op haar
botanische belangstelling en kennis der
Zeeuwse flora?
De tweede vraag die nog te beantwoor
den overblijft is, waarom haar belang
stelling voor defloristiek slechtstot een
kort deel van haar leven beperkt is ge
bleven. In een brief van haar, d.d. 14 de
cember 1906, en gericht aan de oud
voorzitter der Botanische Vereeniging,
Laurens Vuyck (1 862-1 931schrijft zij
o.a.: ,,'t Sprak wel vanzelf dat ik u be
richt zond (n.l. van het overlijden van
haar moeder). Al heeft het leven mij in
andere richting werk gegeven, zal ik
toch altijd met groot genoegen de geza
menlijke excursies en de hoofdperso
nen daaraan gedenken". Een van de
hoofdpersonen was ongetwijfeld Vuyck
zelf en wat dat anders gerichte werk be
treft, daarop zal in het nu volgende
gedeelte nader worden ingegaan.
2. Sociale activiteiten
De zoeven aangehaalde uitspraak"...
in andere richting werk gegeven..."
blijkt betrekking te hebben op Bertha
Ogterop's sociale activiteiten in de stad
Middelburg rond de eeuwwisseling.
In de tweede helft der 1 9e eeuw heerste
in Middelburg grote werkeloosheid en
armoede onder de arbeidersbevolking,
welke philantropisch ingestelde Mid
delburgers trachtten te bestrijden met
„soep, hemden en tractaatjes" (Meer-
tens, p. 25)l9).
Een der instellingen van weldadigheid
welke eveneens deze armoede wilde
bestrijden was die der „Zeeuwse Dor
cas", opgericht in 1 834 te Middelburg,
het belangrijkste damescommittee
voor philantropie20). Haar doelstelling
was om aan minvermogende vrouwen
en kinderen kledingstukken of werk te
verschaffen. Er waren zgn. „wijkda-
mes", waar men jaarlijks op kon geven
wat men gaarne zou willen hebben en
de gevraagde kledingstukken werden
dan op de wekelijkse bijeenkomsten
vervaardigd. Bertha Ogterop was van
1895 tot 1901 presidente van deze
vereniging en tevens wijkdame van
Wijk O, de wijk rond de Oostkerk21).
Rond 1880 begon het socialisme -
vooral door toedoen van Ferdinand Do-
mela Nieuwenhuis (1 846-1 91 9) - ook
in Zeeland vaste voet te krijgen en zo'n
tien jaar later ontstond er onder de libe
rale partij van Middelburg een bewe
ging, die het socialisme op zijn minst
serieus begon te nemen (zie Meertens,
p. 27). Het is tot deze groepering, dat
Bertha Ogterop zich blijkbaar reeds in
een vroeg stadium aangetrokken voel
de.
Behalve door Bertha Ogterop werd de
ze beweging ook gesteund door een
aantal belangrijke Middelburgers,
waarvan we - met het oog op het vol
gende - enkele namen willen noemen:
Mr. G. W. Sannes (1875-1930) ge
huwd met Elisabeth Sannes-Sannes.
Hij kwam in 1903, als Griffier bij de
Raad van Beroep bij de inwerkingtre
ding van de Ongevallenwet, naar Mid
delburg, waar hij m.i.v. jaargang 4
(1904/1905) het redacteurschap op
zich nam van het „Sociaal-democra
tisch weekblad voor Zeeland". In 1 907
werd hij het eerste socialistische lid van
de Middelburgse gemeenteraad. In
1913 werd hij lid van de Tweede Ka
mer.
Sannes was zeer bevriend met F. M. Wi-
baut (1 850-1 936). Deze was in 1 897
toegetreden tot de SDAP en was een
der belangrijkste propagandisten van
deze nog jonge partij. Hij stamde uit een
RK familie uit Vlissingen, en kwam als
17-jarige bij de houthandel Alberts in
dienst, waarvan hij al spoedig directeur
werd. In zijn compagnon, C. M. Ghijsen,
vond hij een warm medestander. In
1 885 huwde hij Mathilde Berdenis van
Berlekom (1 862-1 952), dochter van de
vooruitstrevende Middelburgse arts Dr.
J. P. Berdenis van Berlekom. In mei
1 904 vertrokken de Wibauts naar Am
sterdam, daarmee een grote leegte in
de Middelburgse SDAP achterlatend.
Een grote invloed op de ontwikkeling
van Wibaut's socialistische denkbeel
den hadden twee andere vooraanstaan
de Middelburgers, te weten M. J. de
Witt Hamer en P. L. Tak.
Mr. M. J. de Witt Hamer (1 843-1 925)
studeerde rechten te Leiden, waar hij
promoveerde op het proefschrift „De
arbeiderverenigingen". Hij was een be
kend strafpleiter en verdedigde Domela
Nieuwenhuis in 1 887 in een opzienba
rend proces wegens majesteitsschen
nis. De Witt Hamer sloot zich later aan
bij de vrijzinnig-democraten.
P. L. Tak (1848-1907) was in 1877 re
dacteur geworden van de „Middelburg-
sche Courant", tot hij in 1883 het re
dacteurschap op zich nam van de in dat
jaar opgerichte (Groene) „Amsterdam
mer". Ook hij verhuisde daarom naar
Amsterdam en heeft veel contact gehad
met Wibaut, totdat hij in 1 907 plotse
ling overleed (vgl. noot 18).
Tenslotte moge nog worden genoemd
Henrietta van der Mey (1 850-1 945).Zij
was lerares Duits te Goes en werd later
redactrice van de „Middelburgsche
Courant".
Uit deze sociaal-bewogen groep van
Middelburgse ingezetenen kwamen tal
van activiteiten voort, zoals de oprich
ting van de vereniging „Kindervoeding"
(30 december 1889), de „Bibliotheek
voor de Jeugd" (1893) en „Ons Huis"
(1 8 9 3)22).
Bij de oprichting van de vereniging
„Kindervoeding" speelden Wibaut en
Ghijsen een essentiële rol. De Witt Ha
mer werd voorzitter en de arts Berdenis
van Berlekom, Mevr. Wibaut en Hen-
riette van der Mey werden er bestuur
sleden van23). Het doel der vereniging
was om schoolkinderen uit gezinnen,
waar de verdiensten van de kostwin
ners ontoereikend waren, van voedza-