david henri gallandat (1732-1782) één van onze „grote zeeuwen"
27
se Kerk te Vlissingen.
Later onderhoudt Gallandat contacten
met Betje Wolff zelf die vooral op filo
sofisch gebied (Rousseau) liggen, maar
ook haar persoonlijke gezondheid en
haar relatie tot ds. Wolff betreffen.
Uit deze correspondentie blijkt dat hij
een trouw Hugenoot was en dat hij ten
aanzien van de gebeurtenissen in Be-
Le's leven in 1 759 tolerant en van be
grip was.
In de tweede helft van maart 1760 is
Gallandat in Vlissingen teruggekeerd.
Op 26 april 1 760 heeft hij toestemming
m in de stad Vlissingen te praktiseren.
De briefwisseling met Laurens Bekker
houdt op (9 november 1760).
i haar correspondentie met Gallandat
geeft Betje meermalen de wenk niet
Laurens en liever ook niet Jan op de
hoogte te stellen van de inhoud van
haar brieven.
Op 1 5 augustus 1 761 volgt voor Gal
landat de benoeming tot lector voor
anatomie, chirurgie en verloskunde en
de examens der scheepschirurgijns
staan onder zijn supervisie.
De studie in Parijs zal Gallandat niet bij
zonder zwaar gevallen zijn. Het Frans
/as zijn moedertaal. Bij zijn leermees
ters vond hij waardering en zij gaven
em certificaten daarvan mee naarZee-
!and. Dr. A. Guison heeft ze in extenso
opgenomen (Revue med. de la Suisse,
29 september 1913, blz. 677-678).
an Raphaël Bienvenue Sabatier kreeg
hij anatomie en leerde hij opereren,
certificaat 1 3 maart 1 700). André Le-
ret maakte hem wegwijs in de verlos
kunst. Andere grote leermeesters bij
wie hij college liep waren Astruc en A.
Petit.
Guisan (blz. 682) wijst op de veelzijdig
heid van Gallandat en noemt de gebie
den van wetenschap die zijn belang
stelling hadden.
te natuurlijke historie, geneeskunde,
chirurgie, verloskunde en hygiëne.
Maar ook de geschiedenis der ziekten
boeide hem.
Wat het eerste vak betreft, heeft Gal
landat zich op zijn reizen naar Guinea
bezig gehouden met een studie van de
olifant, wiens ivoor in de 1 8e eeuw een
belangrijk handelsartikel was. (Verh.
oor het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen IX, blz. 351,1 782). Hij
vertelt dat deze dieren soms aan een in
gewandsziekte lijden, waarvan hij de
oorzaak in de moerasachtige streek
vermoedt. De dieren genezen zichzelf
door het eten van de vruchten van een
bepaalde boom. Als de negers dezelfde
vruchten eten, krijgen ze diarrhée.
De negers geven niet om het ivoor maar
wel om het beenmerg en de uitwerpse
len van de olifant. Van het beenmerg
maken ze een preparaat tegen longaan
doeningen en rheuma. Van de excre
menten maken ze sigaren die ze roken
als voorbehoedsmiddel tegen moeras
koortsen en om zich te beschermen te
gen muskieten.
Gallandat raadt vooral hen, die zich met
geneeskunde bezig houden aan de ge
neesmethoden van de inheemse bevol
king te onderzoeken. Bijvoorbeeld in
„Bericht omtrent het goed gevolg der
operatie van het emphysema cellulosa"
(1 765); Gallandat concludeert dat deze
behandeling uitstekend is om chroni
sche ziekten te bestrijden, die hun oor
sprong vinden in het cellulaire weefsel,
verder in geval van ischias, rheuma, van
anemie, slapte e.a. Volgens Gallandat
bestaat het succes van de behandeling
daarin dat de „circulatie van het bloed"
wordt geactiveerd wat ook de uitschei
ding prikkelt en doet toenemen.
Het blijkt intussen nergens uit dat Gal
landat de methode zelf zou hebben toe
gepast.
Guisan (t.a.p. 688) acht de methode hi
storisch interessant omdat het gaat om
een voorfase van het moderne injecte
ren.
Gallandat's oom had kennelijk zo'n
goede naam in Vlissingen dat het stads
bestuur besloot Gallandat toe te laten
tot de uitoefening van de geneeskunst
in Vlissingen op grond van de Franse
certificaten (26 april 1761) en op
15 augustus 1761 werd hij benoemd
tot lector in de anatomie, chirurgie en
obstetrie en werd hij bevoegd geacht
scheepschirurgie te doceren en te exa
mineren. Het lectoraat vervulde hij aan
het door hem gestichte instituut. In
1764 werd hij benoemd tot buitenge
woon stadschirurg, welke bevoegdheid
hij tot zijn dood heeft behouden.
Zijn lessen begonnen op 26 november
1 761 en omvatten: ontleedkunde, ver
loskunde, sectie op het lijk en fantoom
(kunstvrouw) en afbeeldingen. In 1 764
kreeg hij de stadsverloskunde op zijn
naam.
De lessen van Gallandat werden met
grote belangstelling gevolgd en hadden
succes, zodat zijn voorbeeld in de ste
den Zierikzee, Goes, Dordrecht, Deven
ter, Delft e.a. werd gevolgd waardoor
het niveau der verloskunde ook daar
werd verhoogd.
Behalve door zijn praktijk en zijn voor
beeld bereikte Gallandat zijn collega's
door zijn publicaties. Na enkele publi
caties die nauw samenhangen met Gal-
landats praktijk als chirurgijn te weten:
„Natuurlijke Historie van de Olyphant"
V.Z.G. 9, blz. 351,
„De operatie van het emphysema cellu
losa" (Holl. Mij. der Wetenschappen, 6e
deel, 676-688 (1761)
en de „Noodige onderrichtingen voor
de slaafhandelaren" (1764) ontstaan
de baanbrekende werken op het gebied
der verloskunde.
De richtlijnen voor slaafhandelaren, die
in de V.Z.G. verschenen zijn, vertonen
enkele kenmerkende trekken van de au
teur o.a. wel zijn sterke drang tot het ge
ven van onderwijs.
Allereerst probeert Gallandat aan de
.hand van een bijbelse uitspraak aan te
tonen dat slavenhandel moreel toelaat
baar en geenszins onchristelijk is. Hij
gaat uit van de tweede zendbrief van
Petrus (2e hoofdstuk, v. 19) „Van wie
iemand overwonnen is, dien is hij ook
tot een dienstknecht gemaakt." en ver
der op grond van het werk van J. E. J.
Capitein: „Staatkundig-Godgeleerd on-
derzoekschrift over de slavernij, als niet
strijdig tegen de Christelijke vrijheid."
Gallandat voegt er zijn visie aan toe:
a. door de slavenhandel wordt een
groot aantal nuttige menschen in le
ven gehouden;
b. de slaven gaan in Amerika een beter
leven tegemoet dan ze in hun ge
boorteland hebben;
c. voor hun moederland is de slaven
handel nuttig omdat de misdadi
gers voor goed worden afgevoerd;
d. de negers zijn voor de landbouw in
de Amerikaanse volksplantingen
veel nuttiger dan de blanken.
Daarna noemt Gallandat de plaatsen in
ons land die bij de slavenhandel betrok
ken zijn; voor de jaren 1 767 en 1 768,