david henri gallandat (1732-1782) één van onze „grote zeeuwen"
29
tijd bijna uitsluitend aan vrouwen was
toevertrouwd, wijst Gallandat op „de
onsterfelijke Boerhave, die menigmaal
op de kansel van's Lands Hooge School
gezegd heeft, dat het onbegrijpelijk
was, dat deze voorname tak der ge
neeskunde genoegzaam alleen aan
vr uwen wierdt overgelaten."
Di argumenten van onze vroedmeester
kunnen we niet meer accepteren: „de
vrouwen zouden minder met verheven
heid van ziel begaafd zijn." De vroed-
moester zou het schaamtegevoel van
de vrouw beledigen.
Vt rder slaakt hij de verzuchting: „Ach,
mocht het ons maar altijd vrij staan de
lij en der overledenen te onderzoeken."
E' „Van Swieten moet opgemerkt heb-
ben dat de voorzichtige beschouwing
d ;r lijken ontelbare dingen heeft ge
leerd."
Wat de verlossing in de handen van de
man betreft wijst Gallandat op het feit
dat Eva voor haar eerste verlossing hulp
nrdig had en dat Adam bijgevolg de
e-.-rste vroedmeester in de geschiedenis
gr weest moet zijn.
Di oudste schrijver over het gebeuren
v:n de geboorte moet volgens Gallan
dat de profeet Ezechiël geweest zijn
600 v. Chr.). Zijn notitie is terloops,
maar opzettelijk schrijft Hippocrates
over het onderwijs (±430 v. Chr.) in
drie boeken (I. Het kind; II. Ziekte van de
vrouw; III. Verwijderen van de dode
vrucht).
De eerstvolgende auteur over het on
derwerp: de geboorte, is Celsus die
leefde in de tijd van Keizer Tiberius
30 na Chr.) en gaat uit van Hippocra
tes.
Moschion leefde in de tijd van Nero
I 70 na Chr.) en schreef als eerste in de
geschiedenis over de niet-natuurlijke
ligging van het kind.
Aetius leefde ±540 en schreef over de
oorzaken van moeilijke geboorten en
Ziekten van de vrouw.
Tegen het einde van de 6e eeuw schreef
Paulus Aegineta als laatste der Grieken
over het onderwerp.
Wat de Arabieren betreft, noemt Gal
landat Serapion; hij heeft het onder
werp in al zijn toen bekende aspecten
behandeld.
Tegen het einde van de 9e eeuw schreef
Rhases te Bagdad over hetzelfde on
derwerp.
In het begin der 11 e eeuw moet Avicen-
na, die te Ispahan (Perzië) praktiseerde
genoemd worden.
In de 1 2e eeuw houdt Albucasis te Cy-
ropolis aan de Caspische Zee zich met
het onderwerp bezig.
Omdat latere schrijvers uit de geschie
denis geput hebben, zet Gallandat de
reeks zonder belangrijke toevoegingen
niet voort.
In 1 668 publiceert Mauriceau zijn ver
handeling: „Over de ziekten der zwan
gere vrouwen", waarmee hij zijn voor
gangers voorbijstreeft.
In die tijd was Parijs het belangrijkste
centrum voor heel- en verloskunde. Het
„Hotel Dieu", waar arme zwangere
vrouwen werden opgenomen, werd een
soort van „hogeschool" voor verloskun
de. Hier werden ook mannen voor in
grepen ingeschakeld waardoor vele
vrouwen en hun kinderen gered wer
den.
Gallandat noemt een aantal „groten" op
dit gebied, bijvoorbeeld Van Deventer,
De Nijs, Plevier (Ned.), Portal, Peu, La
Mothe, Mesnard Puzos (Frankrijk),
Chamberlain, Chapman en Fielding
Ould in Engeland, Van Hoorn een
Zweed en Heijster een Duitser. Aan de
top staan: Levret (Parijs), Smellie (Lon
den), Camper (Holland). Paulus de
Wind wordt voor Zeeland extra ge
noemd.
Gallandat neemt zich voor de kennis en
kunst van zijn voorgangers eigen te ma
ken om daarmee zijn stadgenoten te
dienen.
Tenslotte plaatst Gallandat nog enkele
opmerkingen van algemene aard, uit
gaande van Camper die gemeend heeft
dat vrouw en kind bijzonder zwaar be
last zijn met de voortplanting door pijn
en gevaar.
Gallandat wijst van zijn kant op de wijs
heid van de Schepper en de gezondheid
die het gevolg is van een normale sa
menleving en hij besluit: „De verlossing
is een algemeen werktuigkundig bestel,
hetwelk meetkundig opgelost zou kun
nen worden, en verder „de holligheid
van het Bekken en deszelfs waare ge
daante en grootheid bekend zijnde, uit
dezelve te brengen het hoofd en li
chaam van een kind van een bekende
gedaante en grootheid."
„Het ware te wenschen", meent Gallan
dat, „dat degenen die zich op de Vroed
kunde toeleggen, ook de beginselen der
werktuig- en meetkunde machtig wa
ren. Het lichaam is namelijk als het vol-
maakste van alle de natuurlijke samen
gestelde kunstwerktuigen te beschou
wen."
En verder: „Want zondereen geoefende
kennis van deze deelen (lichaamsdelen
van vrouw en kind) wordt de Vroedkun
de een pijnbank voor de vrouwen, een
kerkhof voor de kinders en een schand
vlek voor een kunst geneeskunst)."
Zo luidde de inleiding tot Gallandat's
lessen in verloskunde.
Een baanbrekend werk: „Grondbegin
selen der vroedkunde volgens de be
spiegeling en oefening der hedendaag-
sche vroedkundigen (1 e druk, Antwer
pen 1 768; 2e druk 1 772, merkelijk ver
meerderd en verbeterd) gaat uit van de
Franse vroedmeester Levret en de Ne
derlandse Camper en is aangevuld met
de ervaringen van de auteur zelf. Het
werk was bedoeld als leidraad voor
aanstaande vroedvrouwen, maar het
reikte veel verder.
Winckelman besluit zijn necrologie met
een opsomming van Gallandats publi
caties maar weidt niet uit over de in
houd en de waarde. Maar dr. A. Guisan
wijst op het succes van het boek en de
behoefte aan een 2e vermeerderde
druk (1 764).
Dr. J. G. de Lint (1926 N.T. v. G.) gaat
dieper op de inhoud in.
In het 27ste hoofdstuk behandelt Gal
landat namelijk de sectio caesarea (kei
zersnede). Voor deze ingreep was een
vergunning van de overheid nodig. Gal
landat is het daarmee wel eens maar at
tendeert op het feit dat zich dwingende
omstandigheden kunnen voordoen,
waardoor genoemde operatie onver
mijdelijk is, bijvoorbeeld bij een ver
nauwd bekken of wanneer de uterus
gescheurd is of wanneer het kind zich
buiten de uterus bevindt (extra uterien)
of wanneer het kind te groot is om langs
de natuurlijke weg ter wereld te komen
e.a. Gallandat beschrijft de voorberei
ding en de uitvoering van de operatie
nauwkeurig.
Het onderwerp van de „keizerlijke sne
de" is ook afzonderlijk gepubliceerd in
V.Z.G. 3e deel, blz. 319 vlg.