david henri gallandat (1732-1782) één van onze „grote zeeuwen" 30 Een tweede behandeling is in het ge nootschap voorgelezen en is later door J. W. te Water in het Latijn vertaald ten einde als these te dienen voor Gallan- dat's promotie te Harderwijk onder de titel: „Specimen Medicum Inaugurale, de Sectione Caesarea. Harderovici 1775". Gallandat's voorliefde voor de verlos kunde blijkt ook uit andere publicaties zoals: „Vroedkundige Verhandeling over de wijze om een kind in de lijfmoe der (uterus) te keeren, en bij de voeten af te haaien." (Z.G.W. 1 e deel, blz. 483). De stof is verdeeld in 23 paragrafen. In 2 noemt en roemt Gallandat de ver loskundigen Levret, Smell ie en Camper: „Hun bespiegelingen zijn proefonder- vindingen en op echte waarnemingen gegrond „...volgens de onbetwistbaare gron den der hedendaagsche natuurkunde betoogd „Dit heeft hun aanleiding gegeven om de geboorte der kinderen op eenen wis kundigen voet te begrijpen." De „moderne" trend naar de natuurwe tenschappen is duidelijk uitgesproken! (vlg. rede Rosenstein 1887!! 1e con gres voor natuur- en geneeskunde). Gallandat is dus een voorloper van de exacte geneeskunde en wil overigens in Smellie's voetsporen treden. Een prak tische wenk is, dat geoefend moet wor den op een door kunst gemaakte vrouw (fantoom) om de handgreep van het keeren te leren. In 4 volgt de definitie van het keeren en de vijf gevallen waarin de keering nodig is (kunstbewerking). Daarna volgt de reeks van eerdere schrijvers over het onderwerp: Mauriceau, Van Deventer, Van Hoorn, DeNijsen Plevier. Gallandat spreekt van hun: „gebrekkige behandelingen van de kunstgreep" en gaat dan voort met Smellie die hij voor treffelijk acht. In 7 volgt Gallandat's eigen visie en wijze van handelen. Hij onderscheidt twee delen: de keeringe en de afhaalin- ge. Keeringe is Levrets preparation, daarna volgt de „afhaalinge". Gallandat behan delt nu stelselmatig de mogelijkheden waarop het kind in de baarmoeder- mond (lijfmoeder) verschijnt: rug, buik, hoofd, hals, arm, hoe de keeringe of verschikking tot stand komt en daarna de afhaalinge. In 22 bespreekt Gallandat het geval wanneer de „verschikking" niet gelukt is, waardoor de „afhaalinge" zeer moei lijk wordt. We lezen 22: „Wanneer het water eenige tyd afgeloopen is, het kind groot zynde, en door zijn lijfmoeder sterk be kneld wordende, zal de afhaalinge (de verschikking voor af niet gedaan zynde) niet alleen zeer langduurig, moeylyk en pynelyk, maar ook somtyds op die wy- ze (5) onmogelyk zyn; 't geen de reden is, waarom sommige vroedkundigen zig dan verplicht vinden, eeh band om de voeten, boven den enkel, te leggen, en 't kind met kracht te keeren en af te haa ien. Indien men de verschikking voor af wel gedaan heeft (het geene my nooit, in welk geval het ook zy, ondoenelyk is voorgekomen) zal men nimmer in die noodzaakelykheid gebracht worden, en de afhaalinge zal dan gemakkelyker, spoediger, veiliger en met minder pyn gedaan worden." Gallandat besluit met 23: „Dan 't is mijn oogmerk niet geweest aan te too- nen, wat anderen in soortgelijke geval len moesten gedaan hebben, maar al leenlijk de vereischte handgrepen te begrijven, waar van ik den grond aan den Heer Levret verschuldigd rekene." Zo krijgen we nog even een indruk van Gallandat's persoonlijkheid waardoor zijn werken en streven gedragen wer den. Zoals eerder werd opgemerkt had Gal landat in Vlissingen goede contacten met niet-medici, Jean Guépin en Sa muel Theodore Huet; belangrijke me dewerkersvan hetTaal- en Dichtkundig Genootschap „Conamur tennes gran- dia", dat in 1753 was opgericht. Verder de rector van de latijnse school, Didericus van Cruysselbergen, die Joh. Jac. Wagenaar in 1 754 was opgevolgd en die behalve belangstelling voor de klassieken, ook liefde voor de geschie denis had en Samuel Eschauzier, predi kant der Waalse gemeente in Vlissin gen. De Franse kerk was tevens een le vendig cultureel centrum! Gallandat werkt in alle sectoren van het cultureel leven positief mee. In 1 764 was in Vlis singen een Nederlands Leesgezelschap opgericht en in 1765 ontstond een Franse leessociëteit bij Gallandat aan huis (Guison 681 Tussen 1765 en 1768 moeten nieuwe plannen in Gallandat gerijpt zijn, mede door het succes dat hij in die jaren be leefde met zijn medische cursussen waardoor hij de moed vond tot het stichten van een Maatschappij van K jn- sten en Wetenschappen te Vlissincjen. Deze stichting kan tot op zekere hoogte beschouwd worden als een voortbou wen op bestaande culturele centra ,a. rondom de figuur van Guépin, maar an derzijds berust het op de samenwer: ng van Gallandat en Justus Tjeenk, die sinds april predikant van de Engelse ge meente in Vlissingen was. Burgemees ter Izaak Winckelman nam het voor it- terschap op zich. Na ontvangst van de toestemming van de Staten van Zeeland op 23 maart 1769 ontving de stichting de offic;Je naam: „Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen". Uit de afbeelding op het zegel blijkt de blijvende verbonden heid tussen Kunsten en Wetenschap pen: de Zeven vrije kunsten. Uit een Vlissings initiatief was een pro vinciaal instituut voortgekomen en et is nu een instituut van nationaal for maat! De eerste jaren stond het genootsch p onder leiding van Izaak Winckelman (voorzitter), Justus Tjeenk (secretaris) en David Henry Gallandat (thesauri.'). Jean Guépin heeft de oprichting niet beleefd. In het stichtingsjaar van het Zeeuwsrh Genootschap, 1769, logeert Beije Wolff op Walcheren, vijf weken lang. Waarschijnlijk heeft ze in deze zomer vakantie Gallandat ontmoet, maar Je vorm waarin dit gebeurd is, kennen we niet. Eerst 3V2 jaar later (20 december 1773) begint hun briefwisseling. Misschien hangt de lange aanlooptijd (1769-1773) van de correspondentie samen met het feit dat Betje wist van Gallandat's briefwisseling in de Parijns tijd met haar broer Laurens. Misschien ook had Gallandat in 1 755 in verba d met Gargon onvoldoende begrip ge toond; we weten het niet. De oorzaak waardoor Betje over de bar rière heenstapte is het feit dat ze een gezwel in haar mond bespeurde en grc- te vrees had voor de haar aangeraden operatie (MC.) Betje volgt Gallandat' raad tot de ingreep niet op en uiteinde-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 36