david henri gallandat (1732-1782) één van onze „grote zeeuwen"
31
lijk blijkt een mondspoeling te helpen.
Ze eindigt haar tweede brief in dit ver
band met: „T.T. Betje Wolff", dus
vriendschappelijk!
In de nu volgende brieven lezen we pas
sages als: „Ja, mijn geëerde vriend, het
is mij ten uiterste aangenaam onze ou-
d< vriendschap met U vernieuwd te
htbben." (3 april 1774) en: „de oude
vr endschap die ik mij tot eere reken op-
ni uw te cultiveren (14 februari 1 774).
Gemeenschappelijke herinnreringen
worden opgehaald (17 januari 1774):
„als ik vijf-en-twintig jaar terug denk,
e dan die geleerde heeren, toen
k aayjongens voor mij haal, bij voor-
fa-eld dr. Muller, die stut van Uw ge-
n otschap". Betje is namelijk goed op
d hoogte met de bijdragen van het
Z. euwsch Genootschap en ze bedoelt
d. Abr. Muller, arts en lid van de Raad
e Schepen van Vlissingen (geboren
141, dus drie jaar jonger dan Betje).
Verder merkt ze gekscherend op dat de
Heren van het Zeeuwsch Genootschap
haar, „het sieraad hunner stad", niet ge
noemd hebben.
I ieder geval is uit de toon van de cor-
r spondentie op te maken, dat Betje
van de briefwisseling geniet.
Hi aar belangstelling voor filosofie en fi
losofen deelt ze met hem. Gallandat
heeft in Parijs Marmontel (1 723-1 799)
cntmoet en zelfs Rousseau gesproken!
Een afbeelding van Rousseau hangt na
melijk in Betjes kamer tussen De Groot
en Erasmus, de mannen die ze vereerde.
Betje en haar correspondentievriend
;n beiden in hun opvattingen voor hun
;d zeer tolerant en vrijzinnig. Gallandat
heeft op zijn gebied als verloskundige
vechten tegen vastgeroeste gewoon
ten en kwakzalverij. Hij maakt haar
deelgenoot van zijn problemen en Betje
c aat daar graag op in.
mtussen is het duidelijk dat in Betje een
oeiend respect leeft voor de man die
I zijn kennen en kunnen in dienst stelt
van de gemeenschap en die strijdt voor
Repassing en verbreiding van nieuwe
etenschappelijke methoden en voor
ygiënische werkwijze: Betje herinnert
ran geleerden die „geen hart noch ori
gineel vernuft" hebben en „de mensch
immers oneindig boven de geleerde
verheeven!" (brief 14 februari 1774),
meent ze.
Gallandat van zijn kant is zeer geïnte
resseerd in Betjes opstel „Aan Mijnen
Geest", dat Betje zelf in haar brief (5 juni
1774) „het hekeldicht" noemt.
Intussen verwacht Betje niet dat haar
publicatie in het „stijf-kerklevend Zee
land" erg in de smaak valt. Van Gallan
dat verwacht ze wél bijval: „Me dunkt",
schrijft ze, „dat mijn Hekeldicht u sma
ken moet, ik doe er vrij wat in af."
De Gallandat's streven er naar Betjes
complete oeuvre in hun bezit te krijgen.
Op 1 9 augustus 1 774 belooft ze dat ze
„voor zover nog voorradig", de verlang-
degedichten en proza dattussen 1 763-
1774 bij Tjallingius te Hoorn ver
scheen, door deze uitgever zal laten
zenden. (16 oktober 1774).
Wat Betjes relatie tot ds. Wolff betreft
was Gallandat ook geen onbekende; af
en toe geeft ze hem inzage in de proble
men. (M.C. 10, 6 maart 1981).
De karakteristiek van de Amsterdamse
„Beaumonde" moet Gallandat wel heb
ben doen lachen. „Niets is zo fade, zo
insipide als het leeven onzer grooten:
Gedebaucheerde lichaamen, zenuw-
looze zielen, kinderachtige neigingen,
een popachtige! smaak, eenige opper
vlakkige lecture, iets dat naar vernuft
zweemt, zoo zijn de meesten die figuur
in die gezelschappen maken." (19 au
gustus 1 774).
De correspondentie sluit op 26 novem
ber 1 775. In 1 775 was het aantal brie
ven al teruggelopen.
In de zomer woont Betje enige tijd „op
den tril" en ze roemt Gelderland „als het
schoonste gedeelte van haar Vader
land".
Waarschijnlijk is de briefwisseling door
verschillende grote gebeurtenissen in
hun beider leven verzand. Voor Betje
waren dit de dood van ds. Wolff
(29 april 1777) en de vriendschap en
samenwerking met Aagje Deken. Toch
zijn gevoelens van vriendschap en
waardering gebleven. Na haar terug
komst uit Frankrijk (augustus 1 798) in
formeert Betje belangstellend naar
mevrouw Gallandat (D. H. Gallandat
was in 1782 gestorven) en ook haar
zoon interesseert de autrice.
Isaac Henry Gallandat (1761-1823) is
inderdaad in het voetspoor van zijn va
der getreden, vooral wat de verloskun
de betreft, en na 1815 werd hij burge
meester van Hulst, lid van de Provincia
le Staten en lid der Commissie genees
kundig toezicht in Zeeland.
David Henry overleed aan een hersen
bloeding op 12 augustus 1782. Hij
werd in de Franse kerkte Vlissingen be
graven.
Guisan schreef, de necrologie van Bur
gemeester Winckelman samenvattend:
„Avec un accent de vérité et de sincérité
il dépugnit l'ami bon, l'ami sur, l'ami
modeste, l'homme du devoir ne sacri-
fiant rien a ses plaisirs, Ie médecin en
fin, plus prêt a réprondre a l'appel du
pauvre que du riche et qui, dans les opé-
rations qu'il pratiquait, savait cacher, la
sensibilité de son coeur sans jamais l'é-
touffer."
Tenslotte stelde Winckelman David
Henri Gallandat als voorbeeld voor ie
dereen en plaatste hem in de reeks van
weldoeners van Zeeland.
Literatuur
1. Necrologie volgens rede voor het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen. (Verh. uit
gegeven door het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen te Vlissingen, deel IV, Middel
burg 1 782).
2. Un médecin vaudois ignoré: Ie Dr. Gallandat
par Ie Dr. Guisan de Lausanne. Revue med. de
la Suisse Romande 29 september 1913.
3. H. C. M. Ghijsen: Betje Wolff in verband met
het geestelijk leven van haar tijd. Jeugd en hu
welijksjaren. Dissertatie Leiden 1919, gedrukt
Rotterdam 1919.
4. David Henry Gallandat door dr. J. G. de Lint.
N.T.G. 70 (1926) 2e helft, pag. 651-661.
5. Dr. H. C. M. Ghijsen: Dapper Vrouwenleven.
Assen 1 954.
Karakter- en Levensbeeld van Betje Wolff en
Aagje Deken.
6. Drs. C. M. Verkroost: Briefwisseling Betje
Wolff-David Henry Gallandat. M.C. no. 10,
6 maart 1981.
7. Drs. C. M. Verkroost: Een geval van phocomele
in de 1 8e eeuw. Een bericht van ds. Wolff. M.C.
no. 11,13 maart 1 981
8. Drs. C. M. Verkroost: Betje Wolff-Bekker
(1738-1804), een Zeeuwse vrouw van for
maat en de invloed van haar jeugd op de roman
Willem Leevend (1 784-1 785). Zeeuws Tijd
schrift, jrg. 32, no. 3, 1 982.
9. Dr. P. J. Buijnsters: Wolff en Deken. Een bio
grafie. (Uit. M. Nijhoff, Leiden 1984).
De meeste publicaties van D. H. Gallandat zijn
verschenen in de Verhandelingen van het
Zeeuwsch Genootschapte Middelburg en in de
Hollandsche Maatschappij te Haarlem.
Zie ook F. Nagtglas, Levensberichten van
Zeeuwen. Middelburg 1 890 en Dutch medical
biography (1475-1975) by G. A. Lindeboom
(emeritus professor der Vrije Universiteit te
Amsterdam). Amsterdam, 1984.