ONTMOETING Dr. ir. C. W. C. van Beekom - Het is inmiddels dinsdag 3 februari voordat ir. J. D. Dorst in zijn hoedanigheid van provinciaal voedse/commissaris kans ziet per boot het rampgebied te bezoeken. A Is rijkslandbouwconsu/ent behoor ik hem behulpzaam te zijn in tijden van rampspoed. Vandaar dat ik deze tocht meemaak. - Ik herinner mij nog levendig dode varkens op het havenhoofd bij de ingang van de haven naarZierikzee. Zij leken te slapen in de bleke winterzon; te nadrukkelijk roze! - Schouwen-Duive/and. Wij varen westwaarts voorbij het grote stroomgat bij Sche/phoek. In de schouwse polder mensen op daken; veel dode dieren. Ook veel wrakhout. Gekeerd en vervolgens naar Tholen, waar afmeren in de vernielde haven van Stavenis- se mogelijk blijkt. Er ligt nog een boot. Daarachter maken wij vast. Het is eb. Wij kunnen een eind de straat loodrecht op de ha ven in - lopen. In een slagerswinkel hangen enkele besmeurde halve varkens achter gebroken ruiten. - Het is omstreeks 4 uur geworden en het begint te schemeren. Geen vogel, die fluit. Geen enkel gerucht. Een beklemmende stilte. Wij huiveren. Dan bijna gegaan tot het water verderop in de straat twee figuren: prinses Wi/he/mina en de commissaris der koningin Jhr. mr. A. F. C. de Casembroot. Een korte groet. Wij gaan gezamenlijk terug naar de boten. Even spreekt De Casembroot met Dorst. Wij gaan terug met de boot van de commissaris", zegt Dorst. „De prinses moet nog naar Bergen op Zoom. "„Het is zo donker en er drijft veel wrakhout.Onze lampen zijn beter. Wij gaan de boot van de commissaris op en kijkend naar de ra Hingen vraag ik mij af hoe dat nu verder moet. Prinses Wi/he/mina staat met het gelaat naar mij gekeerd; Dorst bevindt zich achter haar. De prinses ziet mijn aarzeling. Dan zegt zij mij: „Pak mij maar bij mijn benen mijnheer; ik breek niet! Wij tillen haar op; Dorst onder de oksels en ik bij de kuiten. In een oogwenk is zij over de ra Hingen op onze boot. Zij schikt een bontje, dat wat scheef is gezakt, recht. „Dank u heren is haar reactie. Een kleine buiging; dan draait zij zich om en verdwijnt haar kleine gestalte. - De geschiedenis schetst koningin Wi/he/mina als een kordate vrouw. Door een ontmoeting onder wel zeer uitzonderlijke omstandigheden kan ik dit bevestigen. Tholen, stormramp 1953 (ten zuidwesten van Stavenisse).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 38