willem van oranje, een staatsman in de zestiende-eeuwse nederlanden
2
der leenheer, een militair zonder leger,
een man ook zonder betrouwbare
vrouw.
Toch stamt uit deze jaren de duidelijk
overtrokken hymne „Den Coninck van
Hispaegniën heb ic altijd geëert". Het is
merkwaardig dat Oranje tot 1581 for
meel loyaal tegenover Philips II is ge
bleven. Het was voor de prins een se
rieuze gewetenskwestie de wettige ko
ning uiteindelijk af te zweren. De mo
narchale structuren hielden Oranje heel
lang in de greep.
In de recente jaren heeft men opnieuw
een duidelijke historische heropleving
gekend betreffende Oranje en de be
sproken opstandperiode. Toch wordt
hierna vooreerst gekeken naar de vroe
gere historiografische benaderingen
waarin men verschillende visies of ver
sies kan onderscheiden, meestal ook
sterk afhankelijk van de tijdsomstan
digheden.
De eerste versie is de prinsgezinde, na
tionaal getinte visie, waarbij Willem
duidelijk beschreven, verdedigd en op
gehemeld wordt als de „vader des va
derlands", de roemvolle stichter van de
Verenigde Provinciën.
De tweede versie is eveneens ontstaan
uit de pamfletten-literatuur, maar dan
wel uit de anti-Oranje-publicaties, dus
vanuit het zestiende-eeuwse katholiek-
Spaansgezinde kamp. Daarin wordt de
prins van Oranje helemaal niet positief
benaderd, maar hij wordt voorgesteld
als de rebellerende edelman, die zijn
wettige vorst ontrouw werd en daar
door de scheuring van de Nederlanden
veroorzaakte.
De derde versie kan men als de Groot-
Nederlandse benadering betitelen,
waarbij dan Oranje gezien en beschre
ven wordt als de belangrijkste histori
sche figuur uit de zestiende-eeuwse
Nederlanden wanneer Noord en Zuid
nog tot één geheel behoorden, waarin
Oranje dus met woord en daad heeft
gestreden om de Zeventien Provinciën
tegenover de Spaanse monarch te vrij
waren.
De vierde versie kan men karakteriseren
als de sociaal-politieke benadering, ge
dragen ook door meer recent historisch
onderzoek. Willem van Oranje wordt nu
uitgetekend alseen opportunistdietoe-
vallig een belangrijke rol krijgt toebe
deeld bij het stichten van de econo
misch bloeiende staat van de Noorde
lijke Nederlanden.
Het is overduidelijk dat de vier genoem
de en andere hier niet vermelde bena
deringen mank gaan aan objectieve en
wetenschappelijke criteria en dat vele
visies in grote mate gediend hebben om
tijdens bepaalde perioden van de ge
schiedenis van Nederland en België een
legitimerende of zelfs een propagandis
tische rol te vervullen, zodat deze histo-
riebeelden, hoe vertekenend ook wat de
vroegere werkelijkheid betrof, een gro
te betekenis hebben gehad bij de op
bouw en de evolutie van de Nederland
se en Belgische staat en bij de totstand
koming en ontplooiing van de Vlaamse
Beweging en de Vlaamse Gemeen
schap.
De meeste visies en versies horen ech
ter meer thuis in de wereld van de ha
giografie en de mythografie dan in ra
tioneel historische monografieën. Der
halve moet hier nog even aandacht
worden gewijd aan de karakteristieken
en de betekenis van de „ware prins Wil
lem van Oranje".
Bekijken we vooreerst de opvattingen
van Oranje op religieus-kerkelijk vlak.
In de jaren zestig heeft Oranje duidelijk
gepleit voor verzachting van de ketterij
plakkaten tegenover Philips II en na
1566 was hij zeker voorstander van
verdraagzaamheid en een naast eikaar
erkennen van zowel katholieke als pro
testantse bevolkingsgroepen.
Deze moderatie op godsdienstig vlak
werd bij Oranje ook erg ingeplant op
basis van zuiver politieke oogmerken.
Vóór alles was hij na 1 566 bekommerd
voor eendracht in de strijd tegen de
Spaanse monarch Philips II. Een daar
mede komt men tot de opties op poli-
tiek-diplomatiek gebied. Oranje was
vóór alles een „homo politicus", een
man die belangstelling betoonde tot en
met voor de publiekrechtelijke aangele
genheden.
Uit heel zijn opleiding en zijn vorming
en zijn carrière had Oranje dus afkeer
overgehouden voor versnippering en
regionale verdeeldheid en zocht hij in
de toenmalige Westeuropese politieke
en economische context de eigen grote
staat van de Nederlanden te behouden
en te consolideren. Slechts na 1 580 zal
hij meer aan een eigen Noordneder
landse staat aandacht moeten schen
ken, ongetwijfeld met veel moed nog
voor de opbouw daarvan maar beslist
ook ontgoocheld over het mislukken
van zijn eenheidspolitiek voor de Ne
derlanden uit het toen verlopen lustrum
1575-1580.
Uit al het voorafgaande blijkt dus wel de
betekenis van Oranje voor de Nederlan
den in het algemeen en voordeZuidelij-
ke Nederlanden in het bijzonder. Er is
daarbij vastgesteld dat Oranje vóór de
jaren tachtig de Nederlanden nooit
heeft ingedeeld in een noordelijk en een
zuidelijk gedeelte. Men moet dus vooral
beklemtonen dat hij meestal geijverd
heeft voor de gehele Nederlanden,
maar dan met een heel eigen en zeer
waardevolle inbreng.
Als mens en als persoonlijkheid kan
Oranje evenmin met kleinmenselijke
criteria benaderd worden. Hij was dus
zeker niet een losbol of een lichtzinnig
pragmaticus, religieus uiterst onver
schillig of politiek steeds maar mee
draaiend met de mogelijkheden van het
ogenblik. Willem van Oranje was ook
niet een groot politiek denker, een al
truïstische dagdromer, een voorbeeldig
diep-gelovig christen, een martelaar bij
de opbouw van de staat Nederland.
Oranje was ons inziens wel een uitzon
derlijk mens, een „grand seigneur" en
een „Realpolitiker" met bepaalde gaven
en met bepaalde gebreken. Hij komt
uiteindelijk naar voren als een ratio-
neel-ingestelde edelman, met een tijds-
en standsgebonden maar tevens per
soonlijke politieke visie en met een hu-
maan-verdraagzame ingesteldheid op
religieus gebied.
Zeer belangrijk voor de Nederlanden
was het dus dat de prins van Oranje
heeft gestreden voor een monarchie
zondervreemde raadsheren in de hoog
ste regionen van de besluitvorming,
voor een economische welvaart in alle
gewesten en voor een gunstig klimaat
voor alle christenen zowel voor protes
tanten als voor katholieken.
Met vaak weinig middelen heeft Oranje
heel veel ondernomen. Hij had de
kracht en de gave om veel te coördine
ren en te inspireren, zonder te streven
naar goedkoop succes of gemakkelijke
populariteit. Hij was aldus niet zozeer
een politicus in de smalle betekenis van
het woord maar een staatsman in de
brede betekenis van het woord.