terugblik en perspektief
4
Koert Huizenga
*15mei1885te Appingedam; t 5 ju
ni 1953 te 's-Gravenhage; direkteur
van 1930-1951. In 1916 als leraar ge
schiedenis, aardrijkskunde (en Ne
derlands) benoemd aan de Christe
lijke Kweekschool voorZeeland. Op
leiding aan de chr. normaalschool-
kursuste Loppersum. Onderwijzerte
Sauwerd (Gr.) en Eist (bij Nijmegen).
Hoofdakte te Arnhem; 1907. Stu
deerde vervolgens aan het Geref.
Gymnasium te Arnhem (1912) en
Universiteit van Groningen (kandi
daats 1916). Tijdens zijn leraarschap
verkreeg hij de doctorstitel in de let
teren en wijsbegeerte op grond van
het proefschrift „Groningen en de
Ommelanden onder de heerschappij
van Karei van Gelder; 1514-1536"
(Groningen; maart 1925). Deze pu-
blikatie beziet de eenwording van de
Nederlanden in het perspektief van
de strijd tussen Karei V en Karei van
Gelre.
De leerlingen waren daar wat trots
op, huldigden hem in de oudeteken-
zaal (geen versiering, geen traktatie,
wel een lied): „Daar komt meneer
Huizenga, daar komt-ie aan/Zie hem
z'n hoedje eens deftig staan/Straks
wordt hij professor en krijgt hij een
bef/dat komt door z'n studie en
plichtsbesef."
Voor ieder is het vanzelfsprekend
dat hij in 1930 direkteur van de
school wordt. Zijn lessen worden
achteraf zeer verschillend beoor
deeld: inzicht gevend in het staat
kundige en politieke gebeuren, niet
iemand die je liefde voor het vak bij
bracht; „niet al te sappig, maar zeg
maar ronduit „droog", aanbrenger
van degelijke basiskennis". Hij dik-
teerde van kleine aantekenbriefjes
die hij in een sigarenkistje bij zich
droeg, ofschoon hij niet rookte (voor
leerlingen tot in wijde omtrek van het
gebouw verboden), leder herinnert
zich „Koerts fluisterrepetities": ter-
wijlde klas schriftelijk aan het beant
woorden was - zo breed mogelijk
want anders kwam er „meer" in de
marge te staan - kregen enkelen een
fluisterbeurt bij de katheder; als dat
niet perfekt lukte: „je moet kunnen
fluisteren, anders krijg je nooit een
meisje".
Een oud-leerling: hij was „een pro-
dukt van het gereformeerde leven
tussen 1910 en 1920; voor andersge
lovigen wat onverdraagzaam". Een
ander: hij was „ongenuanceerd op
politiek en religieus gebied; revolu
tie of humanisme: ongeloof, kort,
uit!; de hervormde kerk is geen ware
kerk omdat ze de vrijzinnigheid tole
reert". Eerst in 1951 (Nieuwe Kerkor
de Hervormde Kerk) zei hij: „nu moe
ten we gaan praten",
leder die hem kende is van oordeel:
streng, rechtvaardig, rechtlijnig,
sober; een onverzettelijk en nuchter
strijder, een doorzetter, wat van pas
kwam in de jaren toen het voortbe
staan van de school verscheidene
keren aan een zijden draadje hing;
daarin een kinderlijk gelovig opti
mist.
Een man die duidelijk positie koos,
wat hem in bezettingstijd (als voor
zitter van de AR Kiesvereniging) in
Buchenwald deed belanden; daar
sprak hij later niet over („als je't eer
ste halfjaar doorkomt, red je het
wel").
Klein van gestalte, groot van geest,
altijd goud-omrande bril en keurig in
het pak, gesteld op zijn doctorstitel,
gesteld op etiquette (waarin hij ook
les gaf!).
Zijn strenge regiem wekte weerstan
den. Toch had niemand een hekel
aan 'm: men had te zeer respekt voor
zijn integriteit.
ven kan worden door een leidster met
gedegen praktijkervaring: dat wordt
aan onze school mevrouw Wisse (tot
1972); verzorgende en expressieve vak
ken krijgen een duidelijk aksent.
Al vlug traden er veranderingen op. Het
aantal examenvakken voor de A-akte
werd teruggebracht van 14 naar 5,
waarvan er 2 al snel alleen in een
schoolonderzoek werden getoetst.
Voor de B-akte bleven er 3 vakken over:
pedagogiek/psychologie, didaktiek-
methodiek en Nederlands. Voor de A-
akte bleek deze verandering een verbe
tering. De part-time-B-akte-opleiding
is de jaren door een crime gebleven.
Niet in de lessen, wel aan de examenta
feltjes. (Goed vergelijkbaar met de ver
schrikking in de hoofdaktestudie van
onderwijzers, zoals die tientallen jaren
bestond.) Percentages van 50%a 60%
geslaagden waren geen uitzondering;
overigens niet alleen in Middelburg.
Oorzaken? Zeker is dat het voor de
meesten te belastend was om in één
zelfde jaar voor het eerst een eigen
kleuterklas helemaal te runnen (vaak:
voor het eerst zelfstandig levend in een
nieuwe omgeving) én hard te studeren
in vrije tijd.
Dit leidde ertoe dat sedert ±1970 aan
gedrongen werd op een dagopleiding
voor de hoofdleidstersbevoegdheid. De
heer Verboon is daartoe een waar pleit
bezorger geweest - en „zijn" docenten
zaaiden het wel uit bij allerlei gelegen
heden.
In zijn direktoraat heeft hij het niet meer
mee mogen maken. Het is er wel van