terugblik en perspektief 49 :ekonnen. Maar op een wat krenterig- 'vederlandse manier. Sedert 1980 be aat er een dagopleiding die én de B- cte én de Applicatie-Cursus voor vol- dig bevoegde in het a.s. basisonder- ijs omvat. Dat ene jaar staat bekend s EDOKA Eenjarige Dagopleiding voor Kleuterleidsters met de A-be- oegdheid. Dit letterwoord is een ondst van onze adjunkt-direkteur R. J. 'V. Bouwens; zelfs grif overgenomen door het MinisterieEureka leze afsluitende opleiding blijkt door zowel studentes als docenten als heel bevredigend ervaren te worden (al is ang niet iedereen tevreden; en terecht). De verbondenheid met de opleiding voor onderwijzers (er waren er nog twee in den lande: de Rijks Pedagogi sche Academie te Middelburg en de Gemeentelijke Pedagogische Akade- mie te Dordt) heeft naar twéé kanten voordelen gehad. De PA ging zich meer and-gericht instellen, onderkende de waarde van (vak)didaktiek. DeOK kreeg aandacht voor de lééraspekten in on derwijs aan jonge kinderen en stelde er een eer in vakinhoudelijk zo dicht mo gelijk het PA-niveau te naderen. Verboon is de man geweest die op waardering beoogde, daarmee OK-do- centen inspireerde - en het gros van de docenten déélde zijn overtuiging. In fei te ging hij uit van éénzelfde na te stre ven niveau in vergelijking met de onder wijzersopleiding. Daarmee verkeerde hij historisch bezien in goed gezel schap. Het eerder vermelde rapport van het „Nut" bepleit vóór 1900 al een on gedeelde opleiding (op basis van verge lijkbare vooropleiding) met differentia ties. Helaas heeft de PABO-wetgeving in die differentiatie onvoldoende voorzien: de macht van vakbonden en besturenor ganisaties die kozen voor het kriterium van algemene benoembaarheid (o, die heilige rechtspositie) hebben m.i. het Nederlandse basisonderwijs een héél slechte dienst bewezen. In de OK is er betrekkelijk vroeg sprake geweest van uitbouw naar een werkelij ke beroepsopleiding. Tussen 1965 en 1975 waren de omstandigheden opti maal. Vakdocenten leerden bijna letter lijk aan de hand van didaktiek-metho- diek-docentes wat de kleuterschool vraagt. Ze richtten zich daarnaar in hun vakprogramma's en praktijkbegelei ding. De uren daarvoor waren er volop (groei en bloei Naar een echte beroepsopleiding De veranderingen die de kweekschool- wet van 1952 meebracht werden pas vanaf 1954 zichtbaar, toen met de tweede leerkring werd begonnen. Zeker in de begintijd is er hard aan ge trokken in Middelburg; een échte, prak- tisch-gerichte, pedagogische opleiding moest opgebouwd worden. Heel veel werk kwam er neer op leraar Verboon, de enige pedagoog, die de praktische vorming en de opzetvoor het hospiteer- jaar in elkaar moest zetten. Alle didak- tiek was nog ondergebracht bij opvoed kunde; in andere vakken werd er nau welijks aan de praktische vorming ge roken - al waren er leraren die je aan „stof" hielpen op hun vakterrein. Het begrip vakdidaktiek was kennelijk nog onbekend; adequate boeken begonnen eerst langzaam aan te verschijnen. Tegelijkertijd was er voorzien in een brede oriëntatie: muziek, handenar beid, tekenen waren vakken die meetel den en dan was er het nieuwe gebied „kennis van het culturele en maat schappelijke leven" (officieel kcml, in de wandelgangen al snel „cuma"). Van het laatste werd veel werk gemaakt, niet alleen in lessen maar ook via lezin gen, excursies en vormingsweken. „Een Geslaagden 1926. duur vak" verzuchtte direkteur Van Bennekom; en op grond daarvan wist hij meer dan eens een duizend gulden extra uit de Verenigingskas te verkrij gen. Na 1975 voltrok zich in dit vormingsge- bied een specifiek Keetenstraatse ont wikkeling. Aan de meeste PA's werden deze lessen door een groot aantal do centen verzorgd. Aan de CPA kwam het in handen van één docent. De heerW. H. de Lange slaagde erin op boeiende wijze via een groot aantal dia-docu mentaires muziekgeschiedenis, beel dende kunsten, historie en filosofie, pe dagogische en maatschappelijke ideeën met elkaar te integreren. Het beroep werd aantrekkelijk gevon den, voor mulo-leerlingen waren er nog weinig keuze-mogelijkheden in de pro vincie, de werkperspektieven bleven gunstig: in 1960 passeerde de school voor het eerst de 200 leerlingen, in 1963 zijn er bijna 250. Het docentencorps moet groeien: lera ren maken te veel overuren (36 uur per week is „vrij normaal") of part-timers komen binnen. Deze groei was onge twijfeld een plezierige stimulans om het vele werk enthousiast te blijven aan pakken. Verboon spreekt overigens in 1961 zijn zorg uit dat het vormende karakter van de kweekschool verloren zal gaan. Hij hoopt „dat de Kweekschool niet een be- roepsschool zal worden". Dit moet ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 11