50 Schoolreis Valkenburg, 1932. staan worden tegen de achtergrond van de „mammoetwet" - het hele voortge zet onderwijs regelende - die in aan tocht is. De eerste leerkring zal in feite een havo-top (klas 4 en 5) worden; de eigenlijke kweekschool gaat slechts 3 jaren duren. Natuurlijk: jongelieden die je twee jaar langer onder je hoede hebt, kun je meer in een bepaalde richting vormen. Bovendien bestaat de vrees voor een afnemen van het studentental dat door zal stromen naar de kweek school. Omstreeks 1962/'63 werd begonnen met maandelijkse didaktische vergade ringen, o.a. om jonge leraren in te scho len in het pedagogisch-didaktisch be drijf én om naar de oefenscholen toe meer vanuit eenzelfde optiek te opere ren („als eenheid naar buiten treden"). Inmiddels bezoeken namelijk ook vak leraren de oefenscholen, zij het nog mondjesmaat. Langzamerhand zijn er aanzetten naar ontwikkeling van vakdi- daktieken; overigens moet de docent dat veelal aanpakken vanuit eigen in ventiviteit: hij/zij is er allesbehalve voor opgeleidIn 1965 wordt er ge klaagd oververgadermoeheid. Het jaar verslag over 1966: „Tot voor kort was het onderwijsleven een rustig bestaan. Sinds het aanvaarden van de mam moetwet is de rust in het voortgezet on derwijs volkomen verdwenen. Gevoe lens van onveiligheid zijn dan ook dui delijk te constateren"; enz. Als de draad naar de beroepsopleiding 1970 steviger wordt aangespannen, krijgen de „vakdidactici" hun eigen plaats en verantwoordelijkheid in de „stagebegeleiding", al blijft de peda goog - hij gaat „onderwijskundige" he ten - de stages koördineren. De prakti sche vorming wordt duidelijk het cen trum van de opleiding. De „mammoet" heeft in zijn uitwerking voor de kweekscholen uiteindelijk ook voordelen opgeleverd die het karakter van de beroepsopleiding aksentueer- den. De vernieuwde opleiding, per au gustus 1970 begonnen, was een onge deelde. Dat wil zeggen: na 3 jaar be haalde men voortaan de volledige be voegdheid voor het lager onderwijs. (Voordien hielden veel dames op met de studie wanneer ze de onvolledige bevoegdheid hadden verworven.) Een verdeling in twee Ieerkringen bleef er wel, en daarmee bijv. het onderscheid tussen praktische vorming en hospite- ren. Dit hospiteren kon ook gebeuren in aanverwante onderwijsvormen. Jon gens kozen nogal eens een mavo- school. Later werd een korte periode in een kleuterschool min of meerverplicht - gesteld. De situatie met twee opleidin gen onder één dak werd m.i. wat dit be treft onvoldoende benut. De tweede leerkring, het derde jaar, kende nóg een verbetering: elke stu dent moest 2 vakken als specialisatie kiezen, één in de expressieve sfeer of li chamelijke oefening, één in de wereld- oriënterende sfeer (de zgn. „zaakva - ken" van eertijds). In wezen bleef zo de struktuur van de eerste en enige kweekschoolwet (1952) tot 1984 gehandhaafd. Gelukkige om standigheid voor studenten en de org - nisatie van het akademieleven: de eind examens vielen niet meer na de zomer- vakantie. En bovendien waren er inmi I- dels absolverende tentamens inge voerd. Het instellen van de ongedeelde oplei ding leverde de akademie één kursu - jaar winst op. Onderwijsgevenden in funktie die slechts in het bezit waren van de onvolledige bevoegdheid onde - wijzer(es), kregen één keer de kans al - nog de volledige te behalen. Dat leverr e 22 (oud-)leerlingen op. Een sood spoedkursus.De échte winst was voor de docenten: dat jaar werken met mensen die veelal een uitgebreide pra: - tijkervaring achter de rug hadden, was verrijkend - waarom er de beste herii neringen aan bewaard worden. Demokratisering, Akademiserin Professionalisering Drie toverwoorden die tegen het eind van de jaren zestig vrij plotseling opdu ken. Ze hangen met elkaar samen; er wordt alle heil van verwacht. Ze verhc- gen het statusbewustzijn van docenten en studenten; soms ook het bewusi wordingsproces ten aanzien van prc- blematieken die in het (hoger beroeps onderwijs aan de orde zijn. De ruimte ontbreekt op achtergronden en de internationale kontekst in te gaan Naar de kweekscholen waaien d ideeën over via de Nederlandse univer siteiten en vooral de sociale akademie: „Men" (studenten, docenten) wil méé- beslissen, méébesturen (soms op z'; minst). „Men" wil als mondige mensen behandeld worden die mee verant woordelijkheid dragen voor het eigen scholings- en vormingsproces. „In spraak" moet gehonoreerd worden, niet maar aangehoord om daarna op de oude voet verder te gaan. Het geldt de onderwijsprogramma's en maatschap pelijke oriëntatie van de opleidingen, di besteding van gelden en docentenbe noemingen, enz. Het gelóóf in „onder wijs als politiek-maatschappelijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 12