terugblik en perspektief 53 irofessionalisering zich door wat jenoemd wordt „verwetenschap pelijking" van het (opleidings-)on- derwijs. Het duidelijkst bleek dit wellicht in het gaan hanteren van het model Didactische Analyse; een denkmo del dat omstreeks 1970 aan bijna al le PA's ingang vond. Kort samenge vat komt dit model hierop neer: een onderwijsgevende hoort zich af te vragen wat hij met een bepaalde es/aktiviteit wil bereiken (de „doel stelling") - vervolgens moet je dan weten waar de kinderen zijn (de „beginsituatie", waarin ook sociaal- emotionele en aktualiteitsfaktoren betrokken moeten worden) - tussen het één en het ander ligt de leerweg die je uit moet zetten (keuze van de stof, de werkvormen, de materialen, enz.; het eigenlijke „lesplan") - tenslotte moet je aangeven hoe je denkt na te gaan of en in hoeverre de doelen zijn bereikt („evaluatie"). Eigenlijk niet zoveel nieuws: een se rieuze schoolmeester of kleuterjuf tende - zij het minder systematisch sedert jaren deze aandachtspun- en. Het ongeluk is geweest dat dit denkmodel, bedoeld om over het onderwijskundig handelen na te denken, aanvankelijk verstaan werd als een voorgeschreven werkmodel. Het lesplan werd zo een dwingend narnas. 3 ontwikkeling kan niet los gezien den van de jonge tak van weten- ap „onderwijskunde". Die weten- ip moest zich waar maken, schiep heel eigen vakjargon. Geheel in eenstemming met de geest van de viel het aksent op het rationeel be- 'sbare, kontroleerbare, meetbare; stiek als hulpvak leek belangrijker worden dan pedagogisch-filosofi- a bezinning. De nadruk valt op leer- rategieën en toetsen, op het „in kaart •angen" van situaties. Daarin verraadt een technologische benadering 'n onderwijs; zelfs als er even later olop aandacht is voor sociale elatiesHet onderkennen van de aarde van het intuïtieve, spontane (onderwijs)gedrag komt op een laag pitje te staan. De ruimte voor psycholo gie en pedagogiek in de lessen wordt daardoor teruggedrongen. Zeker in een Kweekschool klas 4b, 1964. christelijke PA zijn daar grenzen aan; normatieve noties uit de geestesweten schappen kunnen niet gemist worden. Overigens: deze „verwetenschappelij king" raakt méér vakken dan het kon- glomeraat onderwijskunde. Aardrijks kunde en Nederlands (bijv.) konden (en kunnen) er óók wat van! Wetenschap pelijk kunnen reflekteren en benaderen is een fraaie doelstelling voor HBO-abi- turiënten. De vraag is echter in hoeverre het een reële doelstelling is. Zou de we tenschappelijke ontwikkeling niet meer in het achterhoofd van de docent moet zitten en door hem „vertaald" moeten worden naar direkt-praktische toepas sing door de studenten? Nieuwe taken; de toekomst tege moet. In het verlengde van de „professionali sering" ligt de aandacht voor de inte gratie van kleuter- en lager onderwijs. Daarover wordt al gerept in het kursus- jaar '69/'70. Af en toe zijn er incidentele experimentjes tussen OK en PA om met eikaars praktijkbenadering vertrouwd te raken. Jammer is dat het daarbij bleef, dat het vooruitlopen op de toe komst van de opleidingen geen vaste plaats kreeg in het geheel van de onder wijsprogramma's. Begrijpelijk ook: ie der zat met eigen regelgeving en pro blemen. Tóch: de situatie van een OK en een PA onder één dak had méér kunnen betekenen. In hetzelfde vlak dient de bij- en na scholing genoemd te worden. Er is een aarzelend begin, afhankelijk van docen ten-initiatief; de kursussen moeten vooral „kort" zijn, je moet een gemid delde groepsgrootte halen, voor de mensen infunktie bestaat er geen enke le veplichting, de docent krijgt het bo venop zijn volledige betrekkingDie docenten maken in de dagopleiding al meer uren dan normaal. Dat leidt er toe dat met de komst van het Regionaal Pe dagogisch Centrum voor Zeeland beide Zeeuwse PA's in feite de nascholing uit handen geven. Overigens: het RPCZ kwam mede van de grond door inten sieve medewerking van PA-docenten, die aanvankelijk en incidenteel mede de kursussen verzorgden. Een gelukkige greep was dat de aandacht zich direkt koncentreerde op de integratie ko-lo. Minder gelukkig - voor zuivere, onder linge verhoudingen - dat van meet af aan daardoor begeleiding en scholing door elkaar gingen lopen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 15