terugblik en perspektief 54 Wat de CPA betreft, is het op afstand bezien nog vreemder dat in diezelfde (opbouw-)jaren 1969-1973) wel „vrije tijd" van docenten werd besteed aan landelijke kursussen voor het Peda gogisch Certifikaat (christelijk) Kleuter Onderwijs, een initiatief van hetCPS (en direkteur Verboon). 4, 5 docenten trok ken enige jaren lang op de zaterdag - om de 2, 3 weken - naar Amersfoort of Rotterdam om leergierige kleuterleid sters bij te scholen. De kontakten met het CPS hadden nadien tot gevolg dat de CPA met enkele oefenscholen deel nam in het projekt Geleide Vernieu wing, dat vooruitgreep op de komende basisschool én de bezinning op de iden titeit van de christelijke basisschool (1973/'74 vv). Herstrukturering in donkere tijd (±1975-1985) In 1978 nam de heerVerboon afscheid als direkteur. Daar was een ziekteverlof van ongeveer anderhalf jaar en het aan trekken van een vierhoofdige interim- direktie aan vooraf gegaan. In de wan delgangen sprak de afscheidnemer: „ik geloof dat ik er op tijd mee opgehouden ben". Het studentental ging langzaam maar zeker omlaag. Werkloosheid begon zich enigszins af te tekenen. In de eko- nomie zat de klad, faciliteiten werden teruggebracht. Daarnaast kondigden zich al duidelijker grote onderwijsope- raties aan waar de CPA direkt bij be trokken was. De basisschool was in aantocht en daartoe zou op grote schaal nageschoold moeten worden; dus moest een team docenten daarvoor bij geschoold. OK en PA dienden geïnte greerd tewordentot PABO. Erwaswerk genoeg aan de winkel Drs. A. A. M. Wisse, oud-leerling, do cent opvoedkunde aan de CPA te Sneek, volgde de heerVerboon op. Het direktoraat bleek voor alle betrokkenen teleurstellend, waarom de heer Wisse per 1 augustus 1980 zijn funktie inruilde voor een plaats als pedagogiekdocent aan de akademie. Opnieuw trad dezelf de interim-direktie aan. Die periode zou duren tot 1 augustus 1982. M. P. F. Haak, eveneens oud-leerling, sedert 1966 leraar Nederlands aan de OK en sinds 1974 onderdirekteur van die afde ling, werd tot direkteur benoemd. Na enkele vergeefse pogingen in de vaka- ture te voorzien, gaf het bestuur de voorkeur aan een interne benoeming. Tegelijkertijd werd de heer R. J. W. Bouwens adjunkt-direkteur van beide afdelingen. De wat schimmige toestand in de lei ding van de CPA (1977-1982) was niet bevorderlijk voor het instituut. Temeer niet omdat kruciale jaren in de ontwik keling van de opleidingen waren aange broken. Op beleidsniveau veranderde er één en ander. De Kleine Staf verdween om streeks 1980: er waren geen uren meer voor beschikbaar, maar bovendien ver keerde de officieel-geregelde demo- kratisering in haar tegendeel: procedu re-kwesties, te weinig „vertegenwoor digend", teveel papier en te weinig uit komst. Sindsdien verlopen vrijwel alle zaken weer rechtstreeks tussen direktie en docentenvergadering. Ik taxeer dat de demokratische gedachte daar niet onder heeft geleden. De sedert 1984 verplichte Medezeg genschapsraad zal zijn nuttig funktio- neren nog moeten bewijzen. In perso- neelskring is het enthousiasme ervoor tot nu toe niet groot; tekenend is dat hij pas in januari 1985 definitief van de grond kwam. Het verdwijnen van de Kleine Staf werd overigens gekompenseerd door het verschijnen van een stuurgroep Inste - lings Werk Plan-ontwikkeling. De stuurgroep draagt de primaire ver antwoordelijkheid om aan de PABO verantwoord vorm te geven. Geen een voudige opdracht. Binnen de kaders van wettelijke en persoonlijke mogelijk heden meen ik dat de CPA ertoch in ge slaagd is een redelijk propedeusejaar (1984-'85 voor't eerst in uitvoering) e organiseren. De stuurgroep borduurt overigens voort op een proces van een jaar of tien: studiedagen en meerdaag se konferenties volgden elkaar op. Alles met het oog op de integratie van OK en PA tot PABO. Dat gaat langzaam en moeizaam (zoveel hoofden zoveel zin nen Misschien duurt het proces re lang. In deze jaren van voorbereiding op een nieuwe situatie kreeg de CPA een prc- jekt toegewezen om na te gaan hoe erin de opleidingen vorm gegeven zou kun nen worden aan onderwijs waarin etn - sche en culturele minderheden hun e gen plaats innemen. Aanvankelijk rich te dit projekt zich op de Zuidmolukse groepering. Al vlug werd het verbreed tot een onderzoek naar de mogelijkheid van InterCultureel Onderwijs (ICO). Dat gebeurde deels in samenwerkingsver De school aan de Herengracht van 1911

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 16