terugblik en perspektief
60
gen nog breed beraadslaagd over „ge
dwongen" huwelijken: kan zo'n leerling
wel blijven?Van Bennekom zorgdevoor
een doorbraak. De overige leerlingen
werden vervolgens vermanend onder
houden - wat niet elke docent makke
lijk afging - en wat door het merendeel
der leerlingen werd „aangehoord". De
zeden waren al aan het veranderen
Sedert 1970-'75 kennen we samenwo
nende studenten; straks vast meer stu
dentenhuwelijken - want niet alleen ze
den veranderen, ook modes wisselen.
Het gebied van erotiek/sexualiteit is
duidelijk privéterrein geworden én
(openlijk?) bespreekbaar.
Vormgeving aan de identiteit binnen
klimaat en zede heeft altijd min of meer
te maken met „rituele" handelingen.
Voor christelijke scholen is het centrum
daarvan altijd weer„Het Woord aan het
woord" te laten. Dat Woord lezen, bid
den, zingen; het vieren van de christelij
ke feesten op bepaalde wijze. Het hoort
bij het „afgesproken patroon". Maar
wat zijn de afspraken? Hoe lang duren
patronen voort? Ontstaan er nieuwe
vormen?
Al vóór 1940 wordt besloten het bidden
en danken te beperken tot de eerste les
's morgens, de laatste 's middags. Nu
wordt met elke groep alleen de dag
geopend; op een wijze die verbanden
legt met de beleden identiteit van de
akademie.
Tot 1970 is de weekopening voor de
hele schoolgemeenschap een ver
trouwd patroon. Bezwaren van heel
verschillende aard maakten daar een
eind aan.
Hebben we te weinig gezocht naar al
ternatieven? Zijn we niet kreatief ge
noeg? Wat verdwenen is, keert niet
makkelijk terug; zelfs niet in gewijzigde
vorm.
Na pogingen in verschillende richting
begonnen we enkele jaren geleden met
„adempauzes", eens in de zes weken in
de lunchpauze, duur 25 a 30 minuten.
Die beperte tijd dwingt tot een sobere,
bijna zuiver-liturgische opzet. De be
langstelling is gering, maar in het do
centencorps is een kleine kern aanwe
zig die dit de moeite waard vindt; ook
als er maar twee of drie studenten ko
menOptimisme of bescheiden
heid?
Jan Alexander van Bennekom
11 augustus 1905 te Elburg, t 17
maart 1981 te Driebergen; direkteur
van 1951-1961 (1963).
In hoge mate een self-made-man,
veroorzaakt door de handicap van
zijn zeer slechte gezichtsvermogen.
Een kweekschoolopleiding heeft hij
nooit genoten. Hij volgde de Rijks
HBS te Wageningen tot in de vijfde
klas en ging vervolgens schriftelijk
studeren voor de onderwijzersakte,
die hij in 1924 behaalde. Eerst in
1929 een vaste aanstelling: op Urk;
vervolgens in de Amsterdamse Jor-
daan (1930). Studeerde daar ge
schiedenis bij o.a. Dr. Jan M. Romein
en Dr. Jacques Presser. In de oor
logsjaren al vlug ferventverzetsman;
dat leidde tot tal van omzwervingen.
In 1946 leraar geschiedenis en Ne
derlands aan de Chr. Kweekschool in
Den Haag.
Als direkteur is de heer Van Benne
kom betrekkelijk kort in funktie ge
weest. Desondanks heeft hij zijn
sporen duidelijk achtergelaten; in de
school, in de provincie (en in de poli
tiek). Er blijft voor allen die hem ge
kend hebben een onuitwisbaar
beeld. De provincie was misschien te
klein voor hem. In ieder geval liet hij
zich in de restvan het land graag zien
enhóren! Hij was niet toevallig
voorzitter van de PC Onderwijsvak
organisatie én van de PC Kweek
schoollerarenvereniging. Zijn wel
sprekendheid was in onderwijs-,
kerkelijke en politieke kringen zéér
bekend. Hij bediende zich graag van
de Tale Kanaans, citeerde op ruime
schaal bijbelteksten die uitstekend
in zijn verhaal pasten, maar niet altijd
de betekenis hadden die er door
gaans aan gegeven werd (laat staan
exegetisch verantwoord waren). Dat
was géén profaneren, al riep hij er
een gulle lach mee op. Hij „sprak tot
het hart van Jeruzalem", waardoor
zijn verhalen duidelijk overkwamen
én beklijfden.
Bij dit alles werd hij gesteund door
een fenomenaal geheugen; kom-
pensatie van zijn bijna blinde ogen.
Hij kende zijn leerlingen (zelfs nog na
jaren) aan de klank van de stem. Hij
las overtuigend citaten voor uit boe
ken die hij ondersteboven voor zich
hield. „Dat kun je vinden op bladzij
133, tweede alinea van onderaf" - en
dat klopte.
In alle opzichten een ruim-denkend
man, die zich royaal en loyaal opstel
de ten aanzien van de inbreng van
anderen. Merkwaardig: in zijn lesge
ven (geschiedenis, maatschappelij
ke vorming) was er zelden of nooit
een mogelijkheid tot diskussie. Zó
was het. Maar in werkstukken of bij
een examen kon je tegenover hem
staan zonder dat dit in het resultaat
merkbaar was.
In 1961 onverwacht geroepen tot het
lidmaatschap van de Tweede Kamer
voor de ARP. Daar direkt betrokken
bij de behandeling van de „mam
moetwet", waartegen hij fundamen
tele bezwaren had. Tevens raadslid
in Middelburg, enige jaren wethou
der (1969-1972); lid van Provinciale
Staten, al snel eerste woordvoerder
van de christelijke frakties.
De vorming van het CDA zag hij min
der zitten, wat verklaart dat hij mede
aan de wieg stond van de Evangeli
sche Volks Partij.