terugblik en perspektief 62 vendien zegt vaders beroep (een tijd lang op de kaarten vermeld) lang niet alles. Toch is het evident dat de oplei ding voor onderwijsgevenden nimmer in trek is geweest bij de bovenlaag van de bevolking. Ze stimuleerden dit on derwijs wel, maar niet via eigen deelna me. Tot welke levensbeschouwelijke „zuil" men hoorde maakt geen verschil. Ook voor de christelijke kweekschool in Middelburg geldt: „niet vele rijken, niet vele edelen". Door de jaren heen be paalt de kleine middenstand het ge zicht. Van Bennekom klaagt er in zijn periode nog over dat de beurzen ontoe reikend zijn om ook arbeiderskinderen naarde kweekschooltetrekken. Boven dien lag er vaak een barrière vooraf: weinigen volgden het voortgezet on derwijs. Pas sedert ±1960 komt daarin duidelijk verandering: het studentenge zelschap wordt veelkleuriger; maar het milieu van de ongeschoolde arbeider blijft miniem vertegenwoordigd. Tóch zit er in de aanduiding „school der kleine luyden" méér opgesloten dan de sociale herkomst. Er zit ook de smaak van emancipatie aan. Om het wat popu lariserend te zeggen: voor vele leerlin gen was de kweekschool de hoogste scholing die ze konden bereiken gezien hun sociaal milieu en vooropleiding (fi nanciën en regionale mogelijkheden). Lang niet altijd gezien hun studiekapa- citeiten. In het „eigen" milieu was on derwijzer een begerenswaardig per spektief en status (het gezag van de dorpsmeesterterwijl elders heel objektief de betrekkelijke armoe werd getaxeerdVoor velen betekende de kweekschool een eerste kennisma king met een bredere kuituur, die naar meer deed smaken. De laatste 25 jaar is daar langzamerhand verandering in ge komen. Toen studiemogelijkheden gingen toe nemen, parallel aan het welvaartsni veau, trokken veel leergierigen uit bo venbedoelde kategorie naar hoge school of universiteit; nog weer later ook naar de NLO's. De verruiming van de mogelijkheden bracht tegelijkertijd een andere kategorie binnen (het arbei dersmilieu). Het bovenstaande werd vooral ge schreven met het oog op de onderwij zersopleiding. In versneld tempo vol trok zich in de opleiding voor kleuter- Nicolaas Verboon 28 oktober 1917 te Vlaardingen; di- rekteur van 1961/'63-1978. In 1952 benoemd aan de Christelijke Kweekschool voorZeeland als leraar opvoedkunde, natuurkunde en bio logie; daarvoor onderwijzer bij het chr. I.o. in Loosduinen (begonnen als „kwekeling met akte") en het chr. mulo te Rotterdam. Een nogal voor uitstrevend docent, die wezenlijke vragen toeliet en voor veel individu ele leerlingen een kameraad was. Tot in zijn laatste direkteursjaar stonden zijn pedagogielessen in het teken van Langevelds fenomenolo gische benadering. „Door de laatste werd de pedagogiek in Nederland eerst echt een zelfstandige weten schap. Voordien was, althans in de Christelijke Kweekscholen, pedago giek weinig meer dan toegepaste of praktische dogmatiek, waardoor een algemeen (wetenschappelijk) ge sprek niet of nauwelijks mogelijk was (Waterink verdween dan ook naar de achtergrond). Dit phenome- nologisch denken is nauw gelieerd aan de existentialistische stromin gen in de wijsbegeerte. Die deden dan ook hun intrede in ons CPA-le- ven. Was dat wel toelaatbaar, naast Christenen anders-denkenden tot je leidslieden toe te laten?" Wellicht daardoor bij zijn benoe ming tot direkteur aanvankelijke aar zeling: „vrees dat gereformeerden mij te licht hervormd zouden vin den". Hij bleef levensbeschouwelijk en qua politieke opstelling voorzich tig opereren; maar leidde tevens vasthoudend naar een open oecu menisch instituut. Grote zorg had hij om de kwaliteit van het onderwijs: de opleidingen moesten akademisch niveau zien te bereiken. Hij spande zich zeer in voor een waardering van de opleiding van kleuterleidsters die gelijk zou zijn aan die voor de onderwijzers. Dat was hoog gegrepen, maar in zijn idealisme volgde bijna het hele do centencorps. Zo kreeg zijn school een naam in de Nederlandse oplei dingswereld. Hij was één van de gangmakers van de ene opleiding voor onderwijsge venden voor 4-12-jarigen. Onderzijn direktoraat werd daarop in eigen huis geanticipeerd. Zo werd hij bijna vanzelfsprekend via „Lochem-lll" één van de architekten van de huidi ge PABO. Een schoolmeester in de meest goe de zin van het woord, met een wat na-patriarchale instelling waar hij zelf moeite mee had; een organisa tieman (PCO, PCKBO, enz.) met een vaak ambtenaarlijke precisie en aan dacht voor details; (mede-)schrijver van vele onderwijsrapporten en -no ta's - toch geen publicist; een pro motie-man (van de CPA en het oplei- dingsonderwijs in het algemeen); aanwezig in tal van kommissies, zo dat hij in bepaalde perioden wel eens erg weinig in de akademie was. In 1978 ging hij met vervroegd pen sioen, moe van met name de demo- kratiseringsgevolgen. Het bestuur bood hem een symposium aan in de Schouwburg te Middelburg. Het the ma luidde - hoe kon het anders? - „De toekomst van de PA als oplei dingsinstituut voor het basisonder wijs".

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 24