tei gblik en perspektief 63 leic ters eenzelfde ontwikkeling. Toen de opleiding nog een ongesubsidieerde kursus was, waar meisjes eventueel zo der vooropleiding werden toegela ten werd er bijna fanatiek gewerkt, ge- sti ieerd: men wilde wat bereiken! Dc na ontwikkelt zich een vooroplei- di jsniveau van mulo naar mavo. Meis jes die dat aankunnen stromen veelal do t naar de havo. Voor hen die minder theoretisch zijn ingesteld, is binnen de P' incie het beroep van kleuterleidster b a de enige kans. Dat kleurt de oplei- d Het verklaart waarschijnlijk ook w rom de toeloop naar deze opleiding de laatste jaren veel minder steil afnam dan die voor de onderwijzersopleiding. (Ook werkgelegenheidsfaktoren speel- d ongetwijfeld een rol.) „A ademie der kleine luyden": ook voor d eraren. Het merendeel is afkomstig u eenvoudige milieus, heeft zelf de kweekschool bezocht (op dit moment 6 /ovan de mensen met een volle baan ar de CPA) en was enkele of zelfs een r- cs jaren onderwijzer of kleuterleid ster. E direkte akademische studie heeft sl. hts een enkeling achter de rug. Dr. H zenga was in feite een uitzondering. Veelal klom men op via aktenstudie in d avonduren en op de vrije zaterdag. V an van de huidige CPA-docenten b' aalden hun MO-B-bevoegdheid ter- w ze al werkzaam waren aan de aka- dernie. Het lesgeven aan een kweek school was dikwijls een al vroeg geko- zi carrièreperspektief; wat tevens ver- ki irt dat vrijwel ieder blijft in dit type 0 erwijs. Maar méér faktoren spelen e rol: de leeftijd van de studenten, het gericht zijn op een beroep - wat o.a. n ebrengt dat men opnieuw moet stu ren, op eigen wieken nu, in de didak- van de diverse vakken: er komt veel op het zelf ontwikkelen van ade rlate programma's, wat een vaste 1 - nd schept met het type onderwijs, .•nslotte, wat de docenten betreft: bij- 50%is van Zeeuwse origine; en 35 an de full-timers is oud-leerling van et instituut, erug naar de studenten. Heeft de CPA erkelijk een regionalefunktie vervuld? Ook in die zin dat uit alle delen van Zee land naar Middelburg werd getrokken? i de eerste jaren is de school bijna uit sluitend Walchers. Later zijn er telkens enkelingen uit andere delen van de pro vincie. Na 1965 worden de gegevens betrouwbaarder. Walcheren 50%. Zet je er de Bevelanden bij: samen 70 a 75%. Zeeuws Vlaanderen sedert het begin van de jaren zeventig vrij kon- stant op 15 a 20%. Schouwen-Duive- land, West-Brabant en vaak ookTholen leveren alle jaren door een groter aantal leerlingen aan de OK dan aan de PA. Natuurlijk is het ook interessant te kij ken naar de kerkelijke achtergrond van de leerlingenpopulatie; zeker gezien het grondslagkonflikt bij de stichting en de „naam" die de CPA jarenlang had. Ook hier zijn de gegevens summier tot in het begin van de jaren zestig; te glo baal ook. Wel kunnen we tot de konklu- sie komen dat in de jaren vijftig 60% tot de gereformeerde gezindte behoor de en ±40%nederlands hervormd was. Uit de cijfers nadien trek ik de volgende konklusie: - de akademie bleef alle jaren door een gereformeerde gezindte-school wanneer de populatie wordt afgezet tegenover hervormde deelname; - dit is heel duidelijk in de OK, het gaat niet op voor de PA tussen 1965 en 1971, en na 1980. - maar de nederlands hervormde groep wordt talrijker dan zij die tot de gereformeerde kerken behoren; dat is vooral na ±1980 een groeien de afstand; - de laatste 15 jaren is er een duidelij ke intocht van katholieke studen ten; - daardoor gaat in z'n totaliteit een „gereformeerde-gezindte"-type- ring niet langer op; - dit zou de terugloop kunnen verkla ren van leerlingen uit de kleinere (orthodoxere) gereformeerde ker ken in de PA; in de OK blijft het aan tal echter vrijwel parallel lopen aan het aantal katholieke studentes. Tenslotte is het wel aardig te konstate ren hoe de vérgaande vervrouwelijking van de PA zich voltrok. Tot 1970 zijn er nog 2x zoveel jongens als meisjes. Tot 1973 is er sprake van „inhalen", on geveer parallel lopend tot 1977; daarna zijn de dames in de meerderheid tot er in 1984 een verhouding is ontstaan van 74% tegen 26 (landelijk 73%-27%). In de centrale schoolbibliotheek, 1985. De OK bood geen tegenwicht in omge keerde richting; jaarlijks verschenen er slechts enkele jongens. De mensenHierboven werden slechts enkele figuren genoemd wan neer ze pasten in de historie - en ook dat verhaal is een keuze van fragmen ten. Aan velen ging ik noodgedwongen voorbij: 60 bestuursleden, 160 docen ten, 3500 studenten. Studenten, eens leerlingen, die vele ja ren lang een hechte gemeenschap vormden; per klas, soms als school. Het duidelijkst merkbaar misschien in de leerlingenvereniging Animo, 1933 tot het begin van de jaren zeventig, toen de klad in het leven van gezelligheidsver enigingen kwam. Misschien door ande re verstrooiing, misschien door de mas saliteit. Een tijdlang werd Animo ge flankeerd door Con Brio (de OK-leerlin- gen; gescheiden nog, o.a. te verklaren vanuit het begin als part-time kursus). Even opflakkerend in het midden van de jaren zeventig in OASE Ikdenkdeplankniet mis te slaan met de bewering dat een overgrote meerder heid van de leerlingen altijd weer ge boeid is geweest door de praktische vorming in de oefenscholen. Aan de ba sis daarvan ligt het houden van kinde ren, aardigheid beleven aan die kleinen wat wegwijs maken in de grote wereld.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 25