HET VERHAAL VAN EEN GLIDER-PILOOT Tine Visser 0 18 september 1 944 staan er op het m.'iitaire vliegveld Keevil, hemelsbreed ongeveer 15 km ten zuidoosten van B: h (Wiltshire), veertig „gliders" (Hor sa's) klaar om te vertrekken. Een paar dagen daarvoor waren ze er, samen met hun „tugs" (Stirlings) geland. Het vlieg- v:;d was toen afgesloten, waarna de toekomstige bemanning van gliders en tugs werd verteld wat er zou gebeuren. Ze zouden deelnemen aan operatie u-kei", luchtmachtonderdeel van de grote, ambitieuze operatie „Market C 'rden". Doel: veroveren van de brug- c n bij Grave, Nijmegen en Arnhem. De eg voor de geallieerde legers om snel doeltreffend Duitsland binnen te hekken, zou dan vrij zijn. De genade- sloot zou niet lang meer op zich laten vachten. - aff Sergeant Bernard Black en Ser- ;ant Philip Hudson zullen de crew vor ken van Horsa DP 956. De twee jongemannen hadden elkaar 1 vgin juni, toen ze op de reservelijst oor D-Day stonden, voor het eerst ont- oet. Sindsdien waren ze - met korte 'derbrekingen - steeds op Keevil ge- eest. Een van die onderbrekingen was rn stationering op een Amerikaanse egbasis: met hun gliders hadden ze tuen tweeënzeventig uur paraat ge- staan voor een geplande landing in Fambouillet, zuidoostelijk van Parijs, aar die ging niet door. j zal het dan werkelijk gebeuren. De iders zijn startklaar. Met een honderd eter lange nylonkabel is elk zweef- iegtuig verbonden aan een trekvlieg- ig, de tug. iders waren simpel geconstrueerd, dus De Jong. Om een stalen buiscon- .- ructie zat een wand van canvas en multiplex. Ze hadden een laadvermo gen van twee (volgens Black: drie) ton en konden jeeps, licht geschut, simpele rachtauto's en brengun-carriers ver- oeren. Het gebeurde wel eens, dat een ider op de vlucht doormidden brak en werd - vanzelfsprekend - ook door de vijand op geschoten. De meeste combinaties bereikten echter zonder ongelukken hun doel. Bij minder dan drie procent ging het mis. Om 1 1.30 uur vertrekt de combinatie waarvan Bernard Black en Philip Hud son deel uitmaken. Ze hebben vier pas sagiers aan boord, militairen. Eén van hen is Herman de Leeuw, een Neder landse commando. Alles gaat goed, het is mooi rustig herfstweer. Af en toe wordt er opge wekt gepraat met de bemanning van de tug. Ze koersen oostwaarts en hoe ver der ze komen, hoe meer glidercom bi na ties er verschijnen. Van alle kanten zien zij ze aankomen. Als ze na ruim drie uur vliegen de Nederlandse kust naderen, is er sprake van een waarlijke luchtarma- da. Meer dan 1 500 tweetallen, begeleid door 900 jagers, vliegen er die dag over het Kanaal. Boven Zeeland wordt de Horsa DP 956 gepasseerd door een collega. Bernard merkt, dat zijn glider geraakt wordt door de slipstream (wervelwind) van het passerende vliegtuig. Hij heeft de glider nu niet meer onder controle. De linkervleugel zakt. Dan ziet hij dat de tug moeite krijgt met zijn rechtervleu gel en naar rechts draait. De glider draait juist de andere kant op, ze scha ren. Het gebeurt in een paar seconden. Bernard doet wat hem tijdens zijn trai ning is geleerd te doen, hij gooit los. Hij weet uit de stoet te komen en zoekt een geschikte plek om te landen. Er wordt door het Duitse afweergeschut op hem gevuurd. Maar nu komen de jagers, die de armada begeleiden, in actie. Ze dui ken en straffen de aanval af. Even later staat de glider op een drassig stuk land, vlakbij een boerderij. De zes mannen komen uit het toestel. De jagers vliegen nog even laag over hen heen, wapperen met hun vleugels bij wijze van groet en verdwijnen, richting Arnhem. Wat nu? Tijdens de instructie op Keevil was er weinig aandacht besteed aan tegenval lers of rampspoed. Wel was de vliege niers op het hart gedrukt om - mochten ze gedwongen zijn in het bezette Ne derland een noodlanding te maken - zich in ieder geval de eerste dagen koest te houden. De bezetter mocht hen niet opmerken, ze moesten al het mo gelijke doen om uit handen van de vij and te blijven. Maar de Horsa DP 956 is gezien door de Duitsers. En niet alleen door hen. Bij de boerderij staan mensen te kijken. nieuwsgierig, afwachtend. Klaar om te helpen? Of hen te verraden? Wie zal het zeggen. Bernard en Philip lopen naar hen toe. Herman gaat mee om het woord te voe ren. Ze willen weten waar ze zitten en van welke kant ze de Duitsers kunnen verwachten. Een jonge man, die zich voorstelt als Jan Romeijn, wijst het op hun kaart aan. Ze zijn op Schouwen neergekomen, niet ver van Nieuwer- kerk. Het gebied ligt onder water. Ze gaan poolshoogte nemen. Ze komen al gauw met een roeibootje bij de glider terug. Dan maken ze de jeep onklaar, la ten de benzine weglopen en laden het machinegeweer met de munitie, even als hun rugzakken, op de boot. De boot meeslepend waden ze nu door het wa ter de kant van Nieuwerkerk op. Het wordt donker en ze trekken in een van de huizen langs de weg. Ze zetten thee en ze eten wat van hun noodrantsoe nen. Nat en wel proberen ze te slapen. De volgende morgen blijkt er een man op het dak te zitten. Hij tikt tegen het dakraam en roept dat hij van de Duit sers moet zeggen, dat ze zich moeten overgeven. Als ze dat niet doen worden ze onder vuur genomen. Het lijkt een vreemd verhaal, maar zelfs als het ver zonnen is, moeten ze er rekening mee houden dat deze man verdervertelt wat hij heeft gezien. Ze vertrekken dus. Ze gooien het ma chinegeweer en de munitie weg, in het water, en met de rugzakken als enige bagage, lopen ze naarNieuwerkerk. Het dorp is verlaten, er is geen enkel huis meer bewoond. Ze kiezen er een uit in de Molenstraat, tegenover een kleine kerk. Door het keukenraam komen ze gemakkelijk binnen. De kamers bene den zijn donker, want de luiken zijn ge sloten. Maar boven is het licht. Er zijn een paar kamertjes met bedsteden. Ze besluiten hier voorlopig te blijven. Het is doodstil. Je koest houden, zorgen dat de vijand je niet opmerkt? Hier zit ten ze prima. Ze eten weer wat van hun rantsoenen en ze begrijpen dat ze voor aanvulling die nen te zorgen. Om beurten gaan ze op zoek naar eten in het dorp. In keuken kastjes, kelders en op kastplanken vin den ze het een en ander. Voornamelijk groente en fruit, in glazen potten. Ze be ginnen zich nu langzamerhand wat be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 27