he verhaal van een glider-piloot 71 ge ied mogelijk. Bernard krijgt burger kleren aan en via achtertuinen, langs smalle weggetjes en over hekken wordt hij naar een gebouw gebracht waar die tel foon zich bevindt, op een geheime pleats. Er wordt contact gezocht met de Britten en dan krijgt Bernard de telefoonhaak in zij hand gedrukt. „Staff sergeant Black speaking." „Brigade major here", is het antwoord. Bernard vraagt wat er gisteravond is gebeurd en de majoor vertelt, dat er wel een boot was uitgevaren, maar dat ze geen lichtsignalen hadden gezien. De boot was niet geschikt geweest om dichtbij de kant te komen en toen waren ze onverrichterzake teruggekeerd. Bernard wijst hem op het grote risico voor de groep, die zo lang bij de dijk heeft moeten wachten. De majoor be grijpt het en hij verzekert de staff ser geant, dat vanavond al het mogelijke gedaan zal worden om de operatie te doen slagen. Dan is het gesprek geëin digd. Die avond wordt het risico verkleind door de groep in een leeg huisonderaan de dijk te laten wachten. De twee agen ten en Herman liggen bij het water te seinen. Maar weer komt er geen boot. Even me nen zij een licht te zien, het geluid van een motor te horen. Maar er gebeurt niets. Na ruim een uur moeten ze de an deren vertellen, dat ook deze poging is mislukt. Er wordt beraadslaagd. Hoe gaan ze te rug? Agent Wisse en zijn vrouw zullen de koplopers zijn. Ze nemen hun fietsen aan de hand. Mochten ze Duitsers te genkomen, dan zullen ze zeggen dat ze een lekke band hebben en tegelijkertijd de anderen met lichtseinen waarschu wen. Het tweetal verdwijnt, de groep wacht. Ze zien een licht, maar niet aan de goe de kant. Het verschuift, het is waar schijnlijk een auto. Maar even later zijn er echte signalen, die komen van Wisse. Ze blijven doodstil staan op de weg on deraan de dijk. Dan klimt Van der Beek de dijk op, de anderen volgen. Opeens verschijnen er twee Duitsers, maar niet van de kant waar de signalen vandaan komen. De politieman springt naar vo ren: „Hands up!" Er wordt geschoten, door de Duitsers, door Van der Beek, door Bernard. Er ontstaat paniek. De mensen rennen weg, alle kanten op. En opeens zijn er veel meer Duitse solda ten. Bernard, Philip en Herman blijven bij el kaar. Ze kruipen de dijk af en als ze bij de waterkant zijn volgen ze de oever in westelijke richting. Het geluid van de golven en van de wind overstemt dat van hun voetstappen. Een paar kilome ter verder vinden ze een schuilplaats op de hooizolder van een grote schuur. Het is bijna middernacht, het is straks vrij dag 8 december. Koud en nat zitten ze weggedoken in het hooi. Ze zijn verward en terneerge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 33