terugblik en perspektief
42
Vereeniging tot stichting en instandhouding eener
Christelijke Kweekschool uoor Zeeland.
(Opgericht 15 October 1909.)
't Bestuur der Vereeniging bouengenoemd heeft de eer, U
uit te noodigen tot bijwoning der
OPENING VflN DE KWEEKSCHOOL,
welke bepaald is op VRIJDAG 29 APRIL a. s., 's namiddags HALF
TWEE, en plaats zal uinden in de ZAAL BOGARDSTRAAT,
MIDDELBURG.
't Bestuur uoornoemd,
Middelburg, P. DIELEMAN, Voorzitter.
Biggekerke, K. WIELEMAKER, Secretaris.
die ongeveer samenvallen met de diver
se direktoraten:
1 1910-1930: fase van opbouw en
consolidatie; direkteur C. Weeda.
2 1930-1955: fase van onzekerhe
den, neergang en wederopbouw;
direkteuren Dr. K. Huizenga en J. A.
van Bennekom.
3 1955-1975: fase van ongekende
groei en bloei, van nieuwe perspek-
tieven; direkteuren J. A. van Benne
kom en N. Verboon.
4 1975-1985: fase van herstruktu-
rering in donkere tijd; direkteuren
drs. A. A. M. Wisse en M. P. F. Haak.
Alvorens in te gaan op die vier periodes,
wil ik een paar algemene karakteristie
ken uit de afgelopen 75 jaren signale
ren. De problemen blijken, alszovaak in
de geschiedenis, een repeterend karak
ter te vertonen.
- Het opleidingsonderwijs voor on
derwijsgevenden tobt al die jaren
door met een wisselvallige wetge
ving en een nogal ondoorzichtig on
derwijsbeleid op de (middel)lange
termijn. Daarop kunnen de institu
ten moeilijk inspelen.
- Deze wisselvalligheid/ondoorzich
tigheid blijkt sterk beïnvloed door
de ekonomische situatie van het
land. Daardoor wordt het onderwijs
voor a.s. onderwijsgevenden ex
treem gevoelig voor de sociaal-eko-
nomische konjunktuur. Onderwijs is
nooit een echte prioriteit geweest;
dat blijkt uit de moeilijke periodes.
- Van een min of meer verdiepende,
algemeen-vormende scholing ont
wikkelden de opleidingen voor on
derwijsgevenden zich tot beroeps-
scholen. Het probleem van te wei
nig didaktische scholing verkeert
daardoor in zijn tegendeel (te ge
brekkige kennis van inhoudelijke
zaken).
- Een konstante in de geschiedenis
van de Zeeuwse CPA is de voorlief
de voor „reizen en trekken", gekop
peld aan de wenselijkheid tot kultu-
reel-maatschappelijke vorming. Al
tijd weer rijzen dezelfde problemen:
de kosten t.o.v. het rendement (in
de opleiding). De aksenten wisselen
elkaar af, maar er is (tot in 1985 toe)
bijzondere aandacht voor de kultu-
rele komponent.
In samenhang daarmee besteedt
het taalonderwijs heel veel aan
dacht aan literatuur (in het kader
van de opleidingen sedert 1970/75
in toenemende mate aan kinder- en
jeugdliteratuur). Parallel daaraan is
de aandacht voor beeldende vor
ming, niet alleen op het niveau van
eigen kunnen, maar vooral qua
kunstbeleving.
- De CPA voor Zeeland ontwikkelde
zich met name in de laatste 25 jaar
van een nogal gesloten, gerefor
meerd instituut (de grondslag!) naar
een open-oecumenische akademie.
Daaraan zitten plus- en min-punten,
vele vragen blijven rijzen.
Opbouw en consolidatie 1910
1930)
Onder het direktoraat van de heer C
Weeda startte de school met ruim 70
leerlingen (men had gedacht op 50 te
mogen rekenen) en vier „vaste" onder
wijzers: de direkteur, de heren A. Rade
maker, R. van der Welle en Z. W. Snei
Ier.
In 1913 waren er bijna 100; waarom i
de algemene ledenvergadering ge
vraagd wordt om een vijfde „vaste le
raar". Men voert echter een voorzichtig
beleid. Dat moet ook: er bestaat nog
geen financiële gelijkstelling - heel veei
moet uit eigen middelen worden be
taald. Het bestuur houdt de boot af,
krijgt daarin helaas gelijk, want geleide
lijk daalt het leerlingental tot 50 (1921).
Pas nadien treedt er een vrij sterke stij
ging op: in de aanloopperiode van de
krisistijd (1924-1933) worden de voor
oorlogse toppen van 130 leerlingen
bereikt. In 1925 komt de vijfde leraar er
Dat werd de heer P. van Ooijen. Na de
heer Rademaker, gepensioneerd in
1921, weer een hervormd man: dat was
een uitdrukkelijke wens van het bestuur
en zeker op afstand bezien meer dan te
recht. Noch het bestuur, noch de heer
Van Ooijen gingen over éénnachtsijs:
vele bladzijden bestuursnotulen getui
gen daarvan
Dit bestuurtrok zich de algemene gang
van zaken aan. Er bestond een drie
maandelijks bezoekrooster; er werd
verslag uitgebracht: „dat alleszins gun
stig luidt" - bijna een geijkte uitdruk
king. Maar het kon ook anders: één der
leraren moet de wenk ontvangen „wat
minder onder de les te rooken" en over
een ander met betrekking tot zijn les
sen: dat er zoo weinig gang in zit
en ze op zoo matten toon gegeven wor
den" („hierover zal den directeur ge
schreven worden"). Veel aardiger is na
tuurlijk: „De bezoekers hebben van de