terugblik en perspektief
47
Directeur C. Weeda, getekend door de leraar teke
nen J. H. Klarenbeek, 1928.
gracht en verrichtte voor een luttel be
drag enige schoonmaakwerkzaamhe-
den. Daarnaast was er trouwens al wél
koffie én een luisterend oor! Dat bleef
zo tot enkele jaren na de verhuizing naar
de Keetenstraat. Aan het eind van de ja
ren vijftig dwong het leerlingental ertoe
noodgebouwen te betrekken (aan Klein
Vlaanderen) en in te wonen bij de gere
formeerde lagere school aan de Hee
rengracht. Het gebouw aan de Kee
tenstraat, in 1963 betrokken, beteken
de zowel voor leraren als leerlingen on
gekende luxe. (Qua kapaciteit bleek het
al snel géén luxe: in 1964 aanbouw van
twee lokalen; in 1968 werden er drie
noodlokalen op hetsportplein achterde
school bijgebouwd, in 1972 nog eens
twee, waaronder een tweede teken
zaal.) Met een voor die tijd uitbundig
feest werd de Keetenstraat in gebruik
genomen, gekoppeld aan de uitgestel
de vieringvan het 50-jarig jubileum van
de school; alles onder de inspirerende
leiding van bestuurslid dokter Frumau
die ook als leraar aan de akademie ver
bonden was.
Een adequate beschrijving van alles wat
er in die jaren passeerde, is onbegon
nen werk. Bovendien is de afstand tot
allerlei verschijnselen wellicht nog te
klein. Daarom kies ik ervoor een aantal
topics uit te lichten.
Opleiding Kleuterleidsters
Per 1 januari 1957 wordt de protestants
christelijke opleiding voor het kleuter
onderwijs te Middelburg officieel er
kend en overeenkomstig gesubsi
dieerd. Voorlopig als enige in Zeeland.
De vooropleidingseis wordt het mulo
diploma, al kan er de eerste jaren nog
toelatingsexamen worden gedaan
(meisjes met de huishoudschoolvor
ming kiezen die weg nogal eens). De
opleiding is gesplitst in twee jaar dag
school (bevoegdheid kleuterleidster, de
zgn. A-akte) en twee jaar part-time op
leiding (voor hoofdleidster; B-akte). Al
snel verandert dit in drie jaar plus één
jaar. Deze omstandigheden veroorza
ken aanvankelijk een daling in het leer
lingental (ongeveer 110 in 1950; onge
veer 75 in 1960-'62). Daarna is er, met
één kleine inzinking, een voortdurend
opgaande lijn tot 1975. Sinds 1972 zijn
er aan het instituut meestal meer kleu
terleidsters in opleiding dan onderwij-
zer(es)s(en) wanneer we de kandidaten
voor de hoofdleidstersakte meetellen.
Men zou zelfs kunnen beweren dat de
CPA sinds 1980 „drijft" op de aanwe
zigheid van de OK.
De geschiedenis van het kleuteronder
wijs en de opleidingen daartoe vat ik
heel kort samen.
Tot op zekere hoogte loopt de ontwik
keling van deze opleiding parallel aan
die voor onderwijzers, maar dan op
ruim honderd jaar afstand. Aanvanke
lijk is er geen enkele scholing van be-
waarschoolhouderessen. De bemoeie
nis van de overheid blijft heel gering. In
1857 wordt een afzonderlijke wet be
loofd. Die kómt er ook; in 1956! Tussen-
tijds zijn er talrijke ontwerpen geweest,
die soms zelfs geen behandeling in de
Tweede Kamer haalden. De oorzaken
waren talrijk: diepgaande verschillen
van mening, o.a. door de groei van het
partikulier initiatief in deze vorm van
onderwijs, de kontroverse openbaar-
bijzonder onderwijs, plotseling toch
weer ontoereikende financiële midde
len.
Zo'n 150 jaar lang is de ontwikkeling
van bewaarschool naar kleuteronder
wijs vooral een zaak geweest die aan
belangstellenden werd overgelaten.
Dus ook de opleiding van de leidsters.
Daardoor zijn diverse invloeden na,
naast en tegenover el kaar te bespeuren:
Pestalozzi (Zwolle), Fröbel (Rotterdam),
Montessori (Den Haag; veelal welge
stelde milieus), én heel eigensoortige,
misschien wat eclectische opleidingen
(Leiden; Haanstra).
Dat bleef zeker tot 1970 in de oplei
dingsscholen stevig doorwerken, en
dus in de kleuterscholen in de diverse
regio's.
De vorming van leidsters vertoont ja
renlang het beeld dat we kennen uit de
normaalkursussen voor onderwijzers:
lessen in de avonduren naast het hulp
je-zijn overdag in een bewaarschool.
De Leidse Kweekschool, voortgekomen
uit zo'n kursus, is sinds 1882 de eerste
dagopleiding en zal dat heel veel jaren
blijven.
De LO-wet van 1920 leek perspektieven
te openen. Opieuw een teleurstellend
resultaat: er komt slechts apart gere
geld toezicht (1923).
In de krisisjaren rondom 1930 wordt
zelfs dat schielijk teruggedraaid. Bo
vendien (er is geen rijkssubsidie!) wor
den kleuterscholen gesloten, opleidin
gen gestopt, enz. Met als gevolg dat na
de tweede wereldoorlog een waarlijk
deplorabele toestand is ontstaan: onge
schikte gebouwen, scheppen kleuters
in de „lokalen", merendeels op geen en
kele wijze bevoegde „onderwijzeres
sen" die dan ook met een fooi afge
scheept worden. Maar in de wereld van
het wordende kleuteronderwijs is het
élan er wel.
In die situatie neemt dr. Huizenga het
initiatief een protestants christelijke
kursus in Middelburg te stichten. De
verbintenis met vooral leraren der
Kweekschool is een gelukkige; die bijv.
al vóór 1900 door de Maatschappij tot
Nut van het Algemeen werd bepleit. Het
blijft echter een normaal-kursus. Tot
1957.
Aanvankelijk vertoont de bij wet gere
gelde dagopleiding nog haar herkomst
uit de kursussfeer. Eén van de karakte
ristieken blijft algemene vorming. Een
andere is echter van meet af aan de
praktische instelling: 10 uren per week
(zeg maar: twee volle dagen) moet er
„gekweekt" worden; er is dat „onmoge
lijke" maar wel integrerende „vak" di-
daktiek-methodiek - dat alleen gege-