een boeiend leven
92
Interview met de zojuist gearriveerde Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, dr. L. J. M. Beel. Voorts van
l.n.r. minister Stikker, admiraal Pinke, generaal Spoor, minister Neher, mr. Eschauzier (Directie Verre Oost. n
B.Z.) en de adjudant Lt.t.Z. S. van Ravensteyn.
lisme onderschat hebben en dat we be
ter hadden moeten weten. Dat is immer
zo voor stuurlui aan de wal. „Je moet al
les natuurlijk zien in het licht van de tijd,
waarin het speelde", heb ik De Jong op
de TV horen verklaren. Ik herhaal, cor
rect, maar hij houdt zich in zijn werk niet
aan deze, zijn eigen stelling. Hoe was de
situatie waarin wij ons in de aanvang
bevonden? De weinige Nederlanders,
die er eerst zaten, maar ook grote mas
sa's van de inheemse bevolking waren
aan de ergste onveiligheid blootge
steld. Men zat opgesloten, verstoken
van alles wat voor een enigszins nor
maal leven nodig was. Er was voor ons
wel wat anders te doen dan politiek te
bedrijven. Onze eerste taak was de
mensen - vrouwen, kinderen en zieken
-te beschermen. Het was een toestand,
vergelijk het met later die in Biafra. De
straten lagen vol met mensen die naar
de grote stad gevlucht waren, zieken
met framboesia, met elephantiasis, be
delaars. Wij Nederlanders wisten niet
van elkaar waar men zat, 't was volko
men chaotisch. Wat de inlandse wereld
betreft, de revolutionairen waren niet
uit de gewone mensen te herkennen,
een voedingsbodem voor terroristisch
optreden. De Engelsen hadden op 15
augustus '45 de zaak van de Amerika
nen overgenomen, maar dat berustte
eigenlijk nergens op, ze hadden niks.
Een generaal als Christison zat er dan
ook al spoedig tot over zijn nek in - zijn
collega Mallaby in Soerabaja was ver
moord - hij wilde er wel vanaf.
Dan zie je hem eind oktober Van Mook
uitnodigen en als die bij hem komt zit
Soekarno daar - ongeweten - en daar
na isVan Mook de bonte hond in Neder
land, immers hij leek tegen een uitdruk
kelijk verbod in te onderhandelen met
een collaborateur. Maar Nederland wist
niet aan te geven hoe het dan wel
moest. Want de Nederlandse regering
had geen plan, had geen juiste schat
ting van de werkelijke situatie, wan
trouwde ten onrechte Van Mook, hun
eigen inlichtingendienst heeft eigenlijk
al in een veel eerder stadium gefaald.
Een op zichzelf voortreffelijk en bekend
auteur als Laurens van der Post, die on
langs in die uitstekende tv-serie de ge
beurtenissen in Ned.-lndië aan het
woord werd gelaten was omgekeerd
voor ons een verdachte figuur, een man
met een dubbele bodem als agent van
de Engelse Intelligence Service. Achter
af meen ik nu dat we - bij een betere
beoordeling van de toestand - ten tijde
van de Hoge Veluwe conferentie reeds
tot overdracht hadden moeten beslui
ten. Met mensen als Hatta en Sjahrir viel
nog te praten toen, later zijn de verhou
dingen zoek geraakt. Van Mook zal zich
te zeer vastgebeten hebben in de fede
ratieve opzet, de Unie. Maar je weet het
niet. Zo zei Abdulgani in die tv-serie,
wanneer de Nederlanders de Republiek
erkend hadden, hadden wij misschien
de federatieve kant opgewild. Er zijn
natuurlijk allerlei wantrouwende vra
gen te stellen, b.v. wat was het belang
van Engeland bij een zwak Indonesië
met het oog op de revalidatie van Sin
gapore? Maar het wordt er niet anders
van."
Een en ander bewijst o.i. in ieder geval
Dr. Kissinger's conclusie (1966): „It is a
mistake to assume that diplomacy can
always settle international disputes if
there is "Good faith" and "willingness
to come to an agreement". For in a revo
lutionary international order, each po
wer will seem to its opponent to lack
precisely these qualities. Diplomats can
still meet but they have ceased to speak
the same language. In the absence of an
agreement of what constitutes a reasc -
nable demand, diplomatic conferences
are occupied with sterile repetitions of
basic positions and accusations of bad
faith or allegations of unreasonable
ness and subversion." Anders en eerder
gezegd: Men kon spreken van ee
droomwereld van Djokja en een droot;
wereld van Den Haag.3)
Ik vraag nog naarTeunis' opinie over d
twee laatste landvoogden. Van Star
kenborgh Stachouwer die hij uiteraard
nooit heeft meegemaakt kwalificeert h
als de typische regent, een man var.
zeer goede kwaliteit, maar ook een mar
met beperkingen, niet gauw geneigc'
derden te raadplegen, moedig zeke
wel behoudend. Van Mook heeft hij bij
zonder gewaardeerd, het was een mar
om onder te werken. Waarschijnlijk in
wezen afstandelijk, maar met het ver
mogen jongere mensen te inspireren,
door ze vertrouwen te schenken. He
tragische einde had hij niet verdiend.
Terug dus in Nederland in Bronovo ir
Den Haag was het herstel moeilijk er
het kostte veel tijd. Nadien kwam he,
zoeken naar een baan, liefst in 't eiger,
métier. P. J. Koets was intussen hoofd
redacteur van Het Parool geworden,
maar er was tijd vergaan en alles was