van schagen en zijn „achtergronden"
99
ze graag een beetje met het ziekenhui-
zencomplex in onze maatschappij, je kan
er beter van worden, blij en zekerder van
orden en dat geldt voor ieder mens en
at is van een onvergelijkelijk psychi-
ahe, morele, sociale waarde, waar kerk
en krant niet bij hélen! Excelsior! Van de
bibliotheken gaat voor mijn gevoel een
rating uit van superieure waarde. Wat
heeft het bestaan der amorphe mensen
massa's massamens voor zin, wanneer
laar niet een pyramidestructuur naar
net hoogste op wordt gebouwdHierbij
staan de bibliotheken in de eerste rij. Be
dankt, Swaving! Bedankt ook voor Uw
vertrouwen - waar we trots op waren -
dat ons toeliet tot de voorraadkamers,
aar de schatten eindeloos in de rij ston
den op de schappen en waar we vrij ex
ploreren mochten!
Over Domburg en Domburgse mensen
heeft Van Schagen wel geschreven. In
de winkel die daar werd geëxploiteerd,
hielp de hele familie. Op 1 8 juni 1 983
stuurde Chris van Schagen mij het ver
haal „Domburgse werkuren".
We hadden een winkel op de Badhuis
weg, tegenover het Paviljoen. Zomers
bloeide de zaak overdadig, 's winters
stonden we op een laag pitje. In het na-
aar had Moeder last van zenuwschok
ken, in de winter ging dat weer over,
maar dan werd Vader weer steeds zorge
lijker. Altijd wat! Maar toch was het een
heerlijke tijd.
Van sluitingsuren hadden we nog nooit
gehoord. Het leven was veel meer avon
tuur dan vandaagdedag, en öf dat
smaakte! Om zes uur stonden we op, te
gen half zeven waren we in vol bedrijf-
Moeder in het huishouden - waar over
dag geen tijd voor was -, Vader otteren
de op het achter-erf tussen manden en
kisten en lege flessen en naamloze rom
mel, want om halfzeven ongeveer kwa
men de bode's - tegen een uur of half zes
kwam dat, belast en beladen en opgesta-
pe/d-tot-en-met, uit Middelburg terug.
Bode Goudzwaard uit Middelburg was
dan 's middags tegen tienen al geweest.
En Chrisje begon tegen zevenen in de
kelder zijn dagelijkse taak aan de
koffiemolen, in de wijnkelder, in de
boek- en kunstafdeling, leder had zo zijn
rayon, jawel, en alles liep lekker door
mekaar - de briefkaartenstanderd vullen
was almede Chrisjes taak en overigens
konden plotseling alle taken doormekaar
lopen als er zo eens een Belgische kost
school of iets dergelijks dwars door de
hele boel klotste - en „boer, pas op je kip
pen!" kon dat wezen en nooit kon je dan
voldoende overal tegelijk bij zijn -. Tus
sen den middag ging alles gewoon door -
eten deed ieder zoals dat uitviel - achter
de „bijwinkel" was de kleine huizing,
waar je leven kon, voorzover als dat
uitkwam. Wanneer de winkel dicht ging
dan? Wel, zo tegen een uur of half
twaalf, als de kellner van het Badhotel
om zijn cigaretten geweest was en zijn
wijs-en-wetenswaardig-heden tot op
den bodem met die van Vader had uitge
wisseld - jawel, aan levenservaringen
ontbrak het daar in de tabakshoek niet.
En dan ging eindelijk de kast dicht en
konden we in de huiskamer met het
BOEK beginnen. Want er werd heel veel
op krediet geleverd en dat was lang niet
alleen wat er in de kruideniersmaand
boekjes opgeschreven werd - en waar
Chrisje maandelijks hele Zondagen aan
kon zitten tellen -, maar ook alle goeie
klanten hadden een maand- en vaak ook
„Hier gaat alles aardig goed, wel met
knikken en knakken, maar wat wil je -
alles kon veel beroerder. Ik heb goede
hoop, dat we a.s. zomer weer naast me
kaar in ons huisje mogen zitten".
Zijn laatste brief aan ons is gedateerd
24 maart 1 985. Van de vele brieven die
we hebben gekregen, heeft mij deze het
meest getroffen: „Lieve mensen. We
komen jullie alvast maar heel veel geluk
wensen voor jullie „nieuwe leven"!
Woorden schieten hier te kort, het is al
ee/? jaarrekening en schrijf maar op! He
laas was mijn goeie Vader echt geen pre
cieze boekhouder en vaak vergat hij te
noteren in de hitte van de winke/arij, of
het zwierf achter de toonbank op allerlei
min of meer onduidelijke papiertjes,
boodschappen briefjes, dekseltjes die ook
goed voor een notitie waren - a/s het
maar ergens stond! Te middernacht
werd dat uitgezocht - mijn goeie Vader
tollende van de slaap soms, zo dat Moe
der hem af en toe aanschudden moest,
met een „toe, Corre, nog éventjes!" en
dan ging „de BOEK" weer verder - het
was altijd een opluchting, a/s het zo te
gen enen wel zowat gebeurd was. Vraag
niet wat er allemaal nog tussen kaai en
schip viel.
Op 1 mei van dit jaar keerde ik nog eens
terug naar „Trouvaille", het huis te
Domburg waar hij sedert de jaren zestig
woonde. Daar vertelden wij elkaar de
Zeeuwse verhalen. Hij bezwoer mij
meermalen mijn memoires te schrijven.
Op 18 december 1984 schreef hij:
lemaal teveel om op te noemen, wat jul
lie vriendschap voor mij - en dus ook
voor ons heeft betekend! - Laten we zo
het mogen samen vatten Rinus
Wat er verder komt houden we voor
ons, want het zou niet stroken met het
,,nie' te riekelik" dat we bij ons afscheid
van de bibliotheek mochten uitspreken.
Zijn overlijden kort na de ontvangst
deed ons temeer beseffen wat we met
hem hebben verloren.
Maar zijn werk leeft!