1JF JAAR ZEEUWS CULTUURBELEID
H. W. A. Koch
Spreiding - democratisering - decentralisatie - kwaliteit, dat zijn - globaal - de opeen
volgende slagwoorden die het cultuurbeleid van 1950 tot nu toe hebben bepaald en
nog invloed op hebben. De eerste drie vormen een vrij logische trits. Cultuur - als
',t kan - bij de heie bevolking brengen, haar er zeggenschap over geven en tenslotte
het beleid zo dicht mogelijk bij de burgers situeren. Dan volgt er een omslag die -
evallig? - samenvalt met de breuk in de economie. Na enkele decennia waarin struc-
ren nogal centraal staan, eist de inhoud weer de aandacht op. K waliteit wordt weer
langrijk, met name in de kunst. En er ontstaat een tendens om de kunst weer terug te
.rakken op de steden.
zijn twee mogelijkheden om kunst en cultuur toegankelijk te maken voor een breder
.■bliek. Een regelmatig en gevarieerd aanbod aan cultuur op zoveel mogelijk plaatsen
de ene mogelijkheid. De andere is: serieuze aandacht voor cultuur in de opvoeding en
et name in het onderwijs.
De eerste mogelijkheid werkt op - betrekkelijk - korte termijn. De tweede op de lange
rmijn, maar is - op den duur - waarschijnlijk effectiever. Het grootste deel van de
azoekers van schouwburgen, musea, tentoonstellingen, enzovoorts houdt van kunst
omdat het daarin is opgevoed. Thuis of op school.
-et is overigens het beste, niet voor één van de twee mogelijkheden te kiezen. Zij
unnen heel goed samengaan.
Cultuurspreiding
Cultuurspreiding was het optimische
motto uit de jaren vijftig. De uitvinders
van die term hadden waarschijnlijk de
eerste mogelijkheid op het oog. Cultuur
niet alleen in de grote steden, maar de
provincie in, ook naar de dorpen. De
oprichting van de Stichting Cultuur
spreiding Zeeland (SCZ) is er het
Zeeuwse antwoord op. Een aantal pu-
'ieksorganisaties, die theater- en mu-
ekevenementen organiseren (Zeeuw
se Volksuniversiteit, Nutsdepartemen-
•:en, Algemene Kunstkringen, Jeugd en
uziek Zeeland), bundelen zich en roe-
:.en iets van een provinciale schouw-
irgdirectie in het leven. Uniek in Ne
derland.
- zoals elders in het land - worden
ook hier schouwburgen gebouwd of
gemoderniseerd en verrijzen er culture
le centra en dorpshuizen. Kortom, de
organisatie en de gebouwen om overal
in Zeeland theater, muziek, film en dans
te brengen, zijn op den duur aanwezig.
Uit dezelfde periode dateert de oprich
ting van de muziekscholen. Eén voor
Terneuzen en de Zeeuwse Muziek
school voor de „rest" van Zeeland. Het
Zeeuws Instituut voor Kunstzinnige
Vorming (ZIKV) wordt opgericht, dat
vooral in de centrumplaatsen cursussen
beeldende vorming en ballet gaat orga
niseren; ook in heel Zeeland.
Wat later begint het bibliotheekwerk
zijn onstuimige groei. Vertoont de kaart
van Zeeland in 1970 nog vele witte
vlekken op dit terrein, aan het eind van
de jaren zeventig heeft iedere plaats die
zichzelf respecteert een bibliotheek; de
bibliobus doet de rest.
Het voert te ver om ook de beeldende
kunst, de amateuristische kunstbeoefe
ning, de musea, het vormings- en ont
wikkelingswerk en het mediabeleid de
revue te laten passeren. Dat is ook niet
nodig. De grote lijnen van het provin
ciaal cultuurbeleid in Zeeland laten zich
goed beschrijven door het te houden bij
podiumkunsten en de kunstzinnige vor
ming. Ook de democratisering, die Zee
land gelukkig ook niet geheel onge
moeid laat, laat ik buiten beschouwing.
Decentralisatie
In het begin van de jaren zeventig reali
seert de rijksoverheid zich, dat er in en
kele decennia een veelheid aan organi
saties is ontstaan op het gebied van het
welzijn, en sommigen rekenen de cul
tuur daar ook toe, die weinig overzich
telijk is. Er worden zowel overlappingen
als leemten in dat woud vermoed en de
vele, verschillende regelingen, waar
mee het geheel beheerst moet worden,
blijken niet te voldoen. Evenmin bestaat
er duidelijkheid over de verantwoorde
lijkheid van de verschillende overheids
lagen voor dit werk. Organisaties die èn
door het rijk èn door de provincie èn
door een aantal gemeenten worden ge
subsidieerd, zijn geen uitzondering. Er
komen dan ook plannen om over een
breed terrein orde op zaken te stellen èn
om taken van het rijk - met het daarbij
behorende geld - over te hevelen naar