over boeken
109
van het „Ons Huis" clubwerk, waartoe
een groep „heren" zich inspande met
a'' doel: „het gemeenschapsgevoel te
verlevendigen en de volksontwikkeling
te bevorderen". Dit Toynbeewerk, ge
noemd naar zijn stichter uit het hart van
East-Londen, stelde niet alleen daartoe
p soonlijk verkeer op alle niveaus cen
traal, doch opende ook een leeszaal.
Een jaar eerder waren „dames" actief
geweest bij het oprichten van een bi
bliotheek voor de jeugd, die bij de Mid-
d burgse afdeling van de Mij tot Nut
van 't Algemeen onderdak kreeg. De
b hoefte aan lectuur zat in de lucht.
Toch liep de ontwikkeling van de lees
zaal-gedachte liefst een 40 jaar achter
b: die in Engeland. Wel is de Pu-
bi Libraries Act (1 850) lichtend voor-
b jeld geweest voor Nederland in 't al
gemeen, waarbij weer de openbare
Ie szalen te Dordrecht en Rotterdam
lichtsnoer waren voor het totstandko-
rr en van eenzelfde leeszaal en biblio
theek te Middelburg in 1911.
Er zijn een aantal thema's in de verhan-
gving van De Bruin die als rode draden
door zijn boekje lopen en die telkens
opduiken. Een daarvan betreft de po-
gngen om tot een fusie te komen van
h i openbare bibliotheekwerk te Mid-
Gi 'burg met dat van de Provinciale Bi
bliotheek van Zeeland. Meer dan een
halve eeuw - permanente is misschien
v at teveel gezegd - discussie terzake is
gevoerd. De eerste maal mislukte het in
,31 5. Ook de verwoesting van de Pro-
nciale Bibliotheek op 1 7 mei 1 940 na
het Duitse luchtbombardement en de
daarop volgende herbouwplannen
achten geen succes voor een tweede
sieactie. De standpunten stonden
iak diametraal tegenover elkaar,
'anneer in 1 969 een adviescommissie
ch positief uitlaat schrijft Dr. P. J.
eertens aan GS: „Ik geloof dat het on-
ist zou zijn, een wetenschappelijk li-
:aam als de Provinciale Bibliotheek
(met haar Documentatiecentrum) on
der te brengen in een stichting, samen
i et bibliotheken die een volkomen an-
;re signatuur dragen". Hij vreest voor
het in het gedrang komen van het we
tenschappelijk karakter van de Provin-
ale. In 1975 echter startte een derde
i tenslotte succesvolle poging - van-
raar de titel van De Bruin's geschrift -
110 jaar later constateert de inleiding:
„weerspiegelt de Zeeuwse bibliotheek
zich in het water langs de Kousteense-
dijk op de plaats waar eens de schepen
van de West-Indische Compagnie aan
legden."
Van de andere thema's die de aandacht
telkens vragen noem ik de omzwervin
gen van de huisvesting van de Provin
ciale Bibliotheek, van Abdij ('t HuisZie-
rikzee) naar Lange Delft, na de ramp van
1 940 Dam 71terug naar de Abdij (ka
pittelzaal bovenliggende verdiepin
gen). Een ander belangrijk thema is de
reeks van mensen die zich in de loop der
jaren aan het bibliotheekwerk in Mid
delburg voor Zeeland gewijd en ver
dienstelijk gemaakt heeft, een bonte rij
die hier niet allen vermeld kunnen wor
den. We noemen slechts enkelen die er
uitspringen, vaak goed getypeerd in
hun werk, zoals na Fokker: Broekema,
Swaving, Van Empel, De Bruine, mevr.
Bertha Ogterop, mevr. de Meester,
mevr. Chr. Keiler. Een laatste punt als
weerkerend te memoreren is weer de
essentie van een goede catalogusvoor
ziening voor optimaal gebruik van een
bibliotheek, en de doorlopende aanpas
sing die zoiets vereist. De evolutie loopt
immers over - twee grepen - 1 000
bezoekers per jaar rond 1 900 in de Pro
vinciale Bibliotheek en in 1982: open
bare bibliotheken 3 miljoen uitlenen
aan 68411 gebruikers. Het boekenbe
zit gaat dan over 600.000 banden.
Interessant zijn de enkele passages die
we aantroffen over de lectuur die in de
vroege tijden van het algemene uitleen-
werk werd aangetroffen. Coronel had
het over prikkellectuur, funest voor de
arbeidende klasse. Als voorbeeld gel
den o.a. Dumas' Graaf van MonteChris-
to en Sue's Verborgenheden van Parijs.
Rond 1900 blijken in de jeugdbiblio
theek hij andere lezers een tijdschrift
als „De levende natuur" en een boek als
Pluim's „Beschavingsgeschiedenis"
gewild.
Dickens blijkt vrij gelezen te worden,
daarnaast educatief George Eliot's
„Adam Bede", Wibaut geeft cursorisch
De Socialisten van Quack. Wanneer bij
Ons Huis aan jeugdige lezers naar hun
mening over het gelezene gevraagd
wordt, noemen zij avontuurlijke boeken
van Van Balen, Marryat, Mayne Reid
enz. Dit klopt merkwaardig met een uit
die tijd stammende catalogus van de
Publieke Leesbibliotheek, geëxploi
teerd door (de nog bestaande) Handels
drukkerij en Boekbinderij Van der Peijl
te Kruiningen, die ik dezer dagen toe
vallig in handen kreeg. Van de 262
nummers staat er 1 op Van Balen, 5 op
naam van Captain Marryat en liefst een
dozijn op Mayne Reid. Andere voltref
fers zijn Cooper met 8, Aimard met 1 3,
Hoffman met 1 0, daarnaast onze eigen
P. J. Andriessen met 11 en E. Gerdes
met 8, Dickens ontbreekt, Walter Scott
scoort 3, mr. J. van Lennep 4 titels, H.
Conscience 6, echter zonder De Leeuw
van Vlaanderen. Het zwaarste echter
blijkt de zucht naar avontuur uit de
hoogste score van JulesVerne(1 9 nrs.).
Zelf herinner ik mij van ruim 50 jaar ge
leden dat in mijn Zeeuwse dorp in de
uitleen het meest gevraagde boek ('s
Zaterdagsmiddags één uur geopend in
het najaar- en winterseizoen) was Felix
Dahn's „De Strijd om Rome" in 4 delen.
De Bruin's boekje is goed en ruim geïl
lustreerd. Het meest trof mij de foto van
het drogen van door bluswater natge-
worden boeken, overgeschoten na de
ramp in de kelders van de Provinciale
Bibliotheek, op de zolder van het PZEM-
gebouw te Middelburg in 1940. Ten
slotte: een personenregister zou geen
overbodige weelde geweest zijn.
M.A.G.
T. Brouwer: „Orgelluiken in Neder
land". De Bataafsche Leeuw, Amster
dam/Dieren 1 985. Prijs f 29,-.
Van de hand van T. Brouwer, de teke
naar van het hierna nog te bespreken
boek „Een huis voor het Woord", ver
scheen onlangs een boekje getiteld
„Orgelluiken in Nederland". Het is niet
de eerste publicatie waarvoor Brouwer
behalve de tekeningen ook de tekst le
verde. Eerder zagen van hem al enkele
boeken over orgels en een boek over
grenspalen het licht.
Met name in de 1 5e, 1 6e en 17e eeuw
was het gewoonte kerkorgels van lui
ken te voorzien. Over de redenen waar
om de luiken werden aangebracht be
staat geen volstrekte zekerheid. Meest
al wordt aangenomen dat men het orgel
ermee wilde beschermen tegen stof,
vogels en vleermuizen. Dat men, door
de luiken op bepaalde dagen (bijvoor-