*1 v een boeiend leven 89 De dagelijkse bezigheid van het dicteren van nota's, memoranda, hand-outs, commentaren enz. tische regenjassen met balletjeskno- pen, studentenmode op dat moment, 's Avonds zat hij zodoende in de bak. Doch 't liep nog goed af, de Duitsers konden geen samenzwering bewijzen. Na de sluiting, overigens vooralsnog al leen van Leiden, kon de studie nog even, 3 maanden, doorlopen via een Belgische pater. Toen die de grens niet meer over mocht, was het gedaan. Het werkterrein werd verlegd naar illegaal gebied: anti-stukjes schrijven, copie in leveren bij Jan Drion, de latere opvolger van Meyers, verderop in de straat. Va der wist van niks en toen op een gege ven morgen vroeg Mevrouw Evenhuis, de echtgenote van de directeur van Christelijk Volksonderwijs (CVO) aan de deur stond omdat haar man even tevor en van zijn bed gelicht was en het kan toor werd gesloten, zie hij tegen zijn zoon: „Jij doet toch niks, ga jij je daar maar eens verdienstelijk maken". De Synode van de NH-kerk ging zich die zaak eveneens aantrekken, evenals de Gereformeerde Schoolraad. De Secre taris-Generaal van Onderwijs, Prof. Dr. van Dam had namelijk bepaald dat op iedere voordracht in een onderwijzers vacature ook een NSB-er moest voor komen. Van Hervormde zijde werd te gengas gegeven (de vrijheid van onder wijs werd aangetast!) via de Hervormde Raad voor Kerk en School, waarbij Ds. K. H. E. Gravemeyer een grote rol speel de. Zo kwam de jongeTeunis in contact met hem en een kring van mensen waarin namen golden alsTilanus, Han gelbroek, Idenburg, Bruins Slot en Kals- beek. De eerste twee waren toen trou wens al gegijzeld. De jongeman reisde van 1941/'42 tot 1943/'44 het ganse land af om school besturen te informeren en te steunen in hun afhouden van ongewenste bein- vloeding en infiltratie van nationaal-so- cialistische zijde. Zeeland vroeg wat dat betreft extra-inspanning, want dat werd al vroeg tot „Spergebied" ver klaard en men kon er als niet-inwoner alleen met vergunning binnen. Dat werd wel gearrangeerd en zo fietste de boodschapper rond met Ds. Hulsber gen. Beiden zouden na deterugkeervan Teunis naar Zeeland in de tweede helft van de zeventigerjaren elkaar weer ont moeten en beiden even verbaasd zijn de ander nog in leven te treffen. Op 3 maart '45 werd bij een geallieerde luchtaanval, bedoeld voor de V1-lan- ceerbasis aan de Noordzijde van Den Haag, bij vergissing het Bezuiden- houtkwartier zwaar gebombardeerd en voor een groot gedeelte in de as gelegd. Bert was er niet meer op dat moment, maar zijn vader kwam om het leven en de rest van de familie lag in het zieken huis. Eerder was de illegale kant van het werk zijn gang gegaan. In Londen zat men verlegen om indologen en sinologen: signalen dienaangaande kwamen ge codeerd over de „Engelse" radio. Het leek gewenst dat Teunis na reeds her haalde aanvaringen met de Gestapo een beter heenkomen zou zoeken en zo vertrok hij eind '44 via de Biesbos naar Londen. Het was de groep Albrecht die voor de Biesbos-oversteek zorgde. In Londen zat hij na korte tijd in de Intelli gence Service, gecombineerd met een commando-spoedopleiding, bestem ming Birma, doch dat ging niet door. Via het hoofdkwartier van Generaal Mac-Arthur in Brisbane maakte hij ver volgens als geallieerd officier de eerste landingen op de Philippijnen mee, het „island hopping", dezelfde taktiek eni ge jaren tevoren door de Japanners ge volgd, maar nu in omgekeerde richting. Doch op 17 aug. '45 viel de atoombom op Hirosjima en daarna gooiden de Amerikanen op slag de wapenen neer. Wat moest de Nederlander toen? Het lukte hem mee te liften op de route Phi- lippijnen-Australië naar Biak op Nieuw- Guinea en vandaar geraakte hij naar Ba tavia, waar sept./okt. '45 nog een vols trekt vacuum heerste. De ijdele Mac- Arthur (zijn onder versierselen bedol ven pet werd gekarakteriseerd met de aanduiding „scrambled eggs") had ge last dat alles moest wachten tot hij op het slagschip Missouri in de baai van Tokio de Japanse capitulatie in ont vangst genomen zou hebben. Daarmee gingen drie kostbare weken verloren. De Engelse troepen lagen op de Cum berland voor Batavia voor anker, maar mochten niet aan land. Soekarno en de zijnen hadden ondertussen niet ge wacht. Teunis arriveerde op de rand van de revolutie. Hij droeg een geallieerd kapiteinsuniform en sprak Japans. Hij „vorderde" en „kreeg" van de Japan ners een auto met chauffeur. Van Indo nesische zijde had hij gehoord van de aanwezigheid van kampen met Neder landse vrouwen en kinderen. Hij reed naar het dichtstbijgelegen grote kamp Tjideng en trof daar een groot aantal uitgemergelde vrouwen en kinderen aan. Dé alomgestelde vraag was: waar is mijn man?, waar is vader? Niemand had enig idee; de Nederlandse inlichtin gendienst in Australië had slecht werk geleverd. En ook al werd dit kamp „be vrijd" - de Jappen moesten ervoor in staan - en kon hij wat rijst voor dit kamp organiseren evenals voor een ander (Makassar), de moeilijkheden kwamen pas los. „Ik kan het na zoveel jaren niet allemaal chronologisch meer opsom men", zegt hij, „maar de bersiap-perio- de werd ingezet, jonge jongens met aangepunte bamboesperen, tijdens de oorlog met Japanse hulp getraind, aan wie ontsterfelijkheid door hun geeste lijke leiders beloofd was, gingen als wil den tekeer. In Bandoeng b.v. is ontzet tend gemoord en vooral buiten de grote steden zijn veel Nederlanders, andere blanken en Indo-Europeanen omgeko men. De Japanners die geen onder scheid kenden bij de inheemsen deel den soms wapens uit, b.v. te Semarang,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 7