zeeuws territoriaal water en de wielingenkwestie in historisch perspectief 128 7. Kaart van Dirck Davidz. De torens van Brugge en Lissewege zijn hierop aangegeven. risch recht te bewijzen is van Brug- mans: „Het gebied van een rivier omvat ook dat over zijn monding, evenzeer als de mond een deel is van het menselijk lichaam". Men kan zich afvragen hoe ver in zee de monding van een rivier nog monding genoemd kan worden. Maar even later citeert hij de Zeeuwse kro niekschrijver Smallegange, die in zijn Kroniek op blz. 1 52 zegt: „Alle de Zanden die tussen het gat van Sluis en Cales liggen, worden de Vlaemsche Banken genoemd, over welk Zeeland het Gericht toekomt, alsook Vlaenderen gants geen Ge- richts-dwang in zee heeft". Een ander veelvuldig aangedragen charter, zijn de Costumen van Middel burg die in 1771 bepalen dat de juris dictie van Zeeland zich uitstrekt, „zo verre in zee, als de uiterste palen van Vlaanderen". Op deze historische uit spraken baseert Nederland haar recht op de Wielingen. Dit recht in twijfel trekken mag. België bleek echter bereid er over te praten, wat een zekere mate van erkenning inhoudt. De Wielingen na 1839 Wanneer men bedenkt dat Nederland gedurende bijna twee eeuwen de Scheldemond onder haar controle heeft gehouden, is het niet te verwon deren dat België na de afscheiding zo sterk aandrong op zekerstelling van een vrije vaart naar hun havens. In hetTrac- taat van 1 839 wordt slechts gezegd dat de permanente commissie van Toezicht op de Scheldevaart dit toezicht zal uit oefenen op de Schelde en haar mon ding. Hierbij werd geen duidelijke om schrijving vermeld tot waar deze mon ding zich uitstrekte en doelde men uit sluitend op het toezicht op de beton ning, de bebakening en de beloodsing. Tevens was vastgelegd dat er sprake zou zijn van een vrije loodskeus en het vestigen van een Belgisch loodsstation te Vlissingen. Nederland heeft dit servituut op haar souvereiniteit over de Westerschelde na enig aarzelen aanvaard. Over de pro blematiek m.b.t. de souvereiniteit over de monding was voordien nauwelijks gesproken. Men kan daarom tot het midden van de vorige eeuw niet van een kwestie spreken. Pas in een tractaat ge sloten tussen Nederland en België op 31 maart 1866 (staatsblad 1866 No. 80), dat handelt over een nieuw stelsel van verlichting, komt voor het eerst naar voren dat beide landen aanspraak maken op de souvereiniteit over de wa teren langs de Belgisch-Vlaamse kust. In art. 1 wordt namelijk gesproken over het lichtschip Wandelaar, dat in het meest westelijk gedeelte van de Wiel in gen werd uitgelegd. Hierin staat: „Dai de plaatsing door België van dat licht beschouwd zal worden, alleenlijk ten doel te hebben om de scheepvaart des nachts naar Antwerpen tevergemakke lijken, wordende elke kwestie van sou vereiniteit van weerszijden voorbehou den Hoewel hieruit blijkt dat Nederland dan aanspraak maakt op haar historisch recht van souvereiniteit over dit zeege bied, kan hier echter nog niet van een kwestie worden gesproken. Ook in he tractaat van 9 februari 1881 (Staats blad No. 46) wordt deze reserve ge maakt. Het huidige verlichtingsverdrag van 23 oktober 1 957, regelende dever lichting en de bebakening op de Wes terscheid e en haar monding zegt in art 14: „De plaatsing van lichtboeien en lichtschepen in de Wielingen laat de wederzijdse souvereine aanspraken onverlet." De Wielingenkwestie in de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt Nederland verweten haar vermeende souvereine verplichtingen niet te zijn nagekomen. De weigering van Neder land haar historisch recht op de Wielin gen in deze jaren op te eisen, moet ge zien worden in het kader van pogingen een strikte neutraliteit te handhaven. Het ontbreken van duidelijke afspraken over de wederzijdse souvereiniteit in dit zeegebied, zou in deze oorlogsjaren een groot probleem blijken te zijn. Aller eerst hier een beschouwing van de si tuatie op de Westerschelde in deze oor logsjaren. Nederland bleef neutraal, terwijl België er wel bij betrokken raak te en door Duitsland werd bezet. Dit bracht voor Nederland problemen mee bij de neutraliteitshandhaving. Nadat ook Engeland op 5 augustus in oorlog kwam met Duitsland, heeft de Neder landse regering de Schelde voor Engel se schepen gesloten. Dit gebeurde door het leggen van een mijnversperring, het aanbrengen van een oorlogsbetonning en het stationeren van patrouilleboten. Deze maatregelen werden niet geno men op het riviergedeelte Hansweert- Antwerpen. Dit teneinde zo veel moge lijk de handelsvaart op Antwerpen niet te verhinderen. Op deze wijze waren zo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 10