di val van antwerpen: een dieptepunt in de tachtigjarige oorlog
137
bc instammen geheid in de vorm van
een halve maan. Daarop installeerde
men kanonnen. Iets verder van de ver-
si. rking sloeg men palen in de rivierbo
dem, die net onder de waterspiegel sta
ken als verrassing voor een vijandelijk
schip.
Di resterende 1 300 voet die tussen de
be;de paalhoofden over bleef werd ge-
sht met 32 „pleiten" (barken), die aan
raar vast gemaakt, stevig in de rivier-
rdem verankerd en elk voorzien van
Iwee stukken geschut een vrijwel on
tembare veste van het geheel maak-
n. Om de doorgang helemaal herme-
sch af te grendelen legde hij in groep-
s van drie aan elke kant van de barri-
ade nog eens 33 pleiten neer, die wer
den uitgerust met schuin omhoog ste
kende balken. Aan de oevers werden
'enslotte platboomde vaartuigen
ieuen) afgemeerd, gewapend en uit-
jerust met gaffel en marszeil, die vooral
bedoeld waren om vijandelijke bran
ders voordat ze de brug bereikten on
schadelijk te maken. Eind februari
1 585 was de barricade voltooid, de
Staten-Generaal hadden de kansen om
de bouw te vertragen of zelfs te verhin
deren onbenut voorbij laten gaan.
Begin april werd nog wel het fort Lief-
kenshoek heroverd, maar daarmee
werd geen vrije doorgang verkregen.
Wel zou het vanuit die versterking mo
gelijk geweest zijn een sterkte bij „het
gat van Calloo" te bouwen, van waaruit
de brug aan „schilferen" geschoten had
kunnen worden. Tegen de wil van Mar-
nix in werden eerst de niet erg belang-
rijke schansen bij ondermeer Doel en
St. Antheunishoek heroverd. Farnese
eeg daardoor voldoende tijd om zijn
ontonbrug ook strategisch te dekken,
ver land zijn er dan ook nauwelijks po
ngen ondernomen om een bres in de
Spaanse veste te slaan. Toch heeft het
weinig gescheeld of de rebellen zagen
kans om een doorbraak te forceren.
De aanslag op de brug
Eerst opperde de Zeeuw Keersmaecker
het plan om de brug met onbemande
zeilboten kapot te varen. De Staten-Ge
neraal oordeelden dat initiatief te duur
en gaven het te weinig kans van slagen.
De Italiaanse ingenieur Federico Gian-
nibelli, woonachtig in Antwerpen, bor
duurde op de gedachte van de Zeeuw
voort. Hij vroeg het stadsbestuur 60
platbodems, die aan elkaar geketend in
de vorm van een halve maan de rivier af
moesten drijven. Elk bootje moest voor
zien van twee ijzeren haken. Giannibelli
hoopte dat het „konvooi" als een soort
drijvende stormram zou werken, „om
alles wat haer voor den boeg zoude ko
men neêrtevellen of meêteslepen".
Daarnaast wilde hij drie grotere sche
pen met buskruit vullen en bij de brug
tot ontploffing brengen. Buitenburge
meester Mamix oordeelde het plan
„een vond geschapen om wel te sla
gen".
De aanslag op de brug was dan ook
door een vakman ontworpen. Gianni
belli had een opleiding als vuurwerker
gevolgd aan de school van Cesare da
Napoli. Na zijn diensten tevergeefs aan
Filips II te hebben aangeboden kwam
hij in 1 578 alsvluchteling in Antwerpen
terecht. In 1 581 (of daaromtrent) huw
de hij daar met Maria Dolfina, afkom
stig uit Venetië.
De andere stadsbestuurders hadden
toch enige twijfels over de fantastische
en dure plannen van de Italiaanse inge
nieur. Besloten werd om hem slechts
tien platbodems en twee grotere boten,
„de Fortuin" en „De Hoop", ter beschik
king te stellen. Ongetwijfeld een tegen
valler voor de inventieve Italiaan, maar
desondanks ging hij enthousiast aan
het werk. Uiteindelijk mocht hij toch
met 32 platbodems aan de slag. Die
bootjes moesten van vuurwerk voorzien
naar de brug drijven. Ze dienden als
afleidingsmanoeuvre en Giannibelli
hoopte dat de Spanjaarden al hun kruit
op de kleine bootjes zouden verschie
ten, voordat de twee grotere schepen in
zicht zouden komen.
Die boten werden niet ten onrechte de
„helsche branders" genoemd. Niet ten
onrechte: dat blijkt uit de lading van de
schepen. Giannibelli liet de bodem van
zowel „De Fortuin" als „De Hoop" met
zware planken afdekken. Daarop werd
een gigantische mijnkamer gemetseld,
met stenen die wel vijf voet (1,5 meter)
dik waren. De mijnkamer, in feite dus
een grote stenen bak, was 12 meter
lang, en iets meer dan een meter diep en
breed. De stenen kamer van „De For
tuin" werd met 6000 pond kruit gevuld,
die van „De Hoop" met 7500 pond.
Giannibelli had het zeer fijne kruit zelf
samengesteld uit salpeter, zwavel, am
moniak, koolstof en kamfer.
Het geheel werd afgedekt met blauwe
zerkstenen, om te voorkomen dat vijan
dige kogels de lading voortijdig tot ont
ploffing zouden brengen. „De Fortuin"
kreeg een lontontsteking, „De Hoop"
werd voorzien van een „vuerslag dat
naer een raderwerk luisterde om by tyds
te ontspringen". Boven op het dek
moesten houtvuurtjes worden aange
stoken, zodat de Spanjaarden zouden
denken met conventionele branders
van doen te hebben.
Het is waarschijnlijk dat de Antwerpse
ingenieur Timmermans en de horloge
maker Jan Bovy een rol hebben ge
speeld bij het opstellen van de plannen
en de ontwikkeling van de ontstekings
mechanismen. Andere bronnen spre
ken bovendien over tal van mislukte,
kleinere operaties om de Spaanse wa
terversperring te doorbreken. Hoe dat
ook zij, de „brandvloot" van Giannibelli
was op 4 april 1 585 klaar en werd van
uit Antwerpen stroomafwaarts gezon
den. De hele operatie was in het diepste
geheim voorbereid en de meeste
Spaanse belegeraars maakten zich dan
ook weinig zorgen over de bootjes die
zo stilletjes in de richting van hun brug
dreven. Parma stond aanvankelijk met
een groot aantal van zijn officieren be
langstellend de komst van de drijvende
tijdbommen op de barricade af te wach
ten. Pas op het allerlaatste moment kon
een bezorgde vaandrig hem overreden
beschutting in het Mariafort te zoeken.
Dat werd zijn redding.
„De Fortuin" liep op ruime afstand van
de brug aan de grond, omdat de be
manning het schip te vroeg had verla
ten. „De Hoop" daarentegen kwam in
een gunstiger stroming terecht en be
reikte de trots van Parma precies op het
punt waar de barken aan het paalhoofd
waren vastgeketend. Enkele Spaanse
artillerie-officieren klommen aan boord
om de inhoud van het schip te onder
zoeken.
De ontploffing
De gestrande „Fortuin" ontplofte eerst.
De enorme explosie doodde een aantal
belegeraars, maar bracht verder weinig
schade aan. „Korts daerna borst ook de