da zeeuwse episode uit het leven van jan catoen
151
goede bekende is van de justitie, wordt
Modestus van de Perre gegrepen. Of het
is om zich in ieder geval van de galg te
redden of alleen maar omdat hij als jon
gen van nauwelijks 20 jaar oud minder
doorgewinterd is als zijn kornuiten, weten
we niet, maar wel is het duidelijk dat de
jongen doorslaat. Hij geeft tenminste
aanwijzingen die leiden tot de gevangen
neming van Jan Catoen en Francis Mer
tens.
Als Jan Catoen op een bepaald moment
i zijn vermomming van boerenarbeider
met een groepje andere arbeiders aan het
werk is, ziet hij in de verte een aantal gen
darmes aankomen. Als bij intuïtie voelt hij
dat ze hem op het spoor zijn. "Dat is om
mij te doen", zegt hij en zet het op een
lopen. Het verhaal gaat, maar daar zijn
geen bewijzen voor, dat hij, dicht aan de
zeedijk zijnde, bij laag water zo ver moge-
I k de slikken opliep in de hoop door een
vissersboot opgepikt te worden om zo
doende zijn arrestatie te kunnen ontlo
pen. De gendarmes hadden niets anders
te doen dan aan de dijk te wachten tot het
1 ater zo hoog gekomen was, dat Jan naar
de kant moest. Zijn aandeel in de buit van
de overval op de hofstede van Willem van
Dijke werd terug gevonden onder de
oer van zijn huisje aan het Langeweeg-
je.
et vonnis
o mild en menselijk als er tegenwoordig
estraft wordt, zo hardvochtig en bar-
aars ging het nog in de dagen van Jan
atoen. Het proces tegen Jan Catoen,
rancis Mertens en Modestus van de Per-
re begon in Middelburg voor de Hoge
'ierschaar van Zeeland Bewesten-Schel-
e op 2 september 1802. De uitspraak
olgde op 20 september:
Condemneeren den gevangenen en ge-
resenteerden, omme dadelijk na de pro-
runtiatie zoo van deze als de verdere op
reden gearresteerde sententien, te wor
den gebragt op een schavot, opgericht
oor de Peuye van dezen stadhuize, ter
plaatse alwaar men gewoon is crimineele
n capitaale executie te doen, en aldaar,
na te hebben aanschouwd de capitaale
executie van den mede gevangenen en
representeerden Francis Mertens, te
worden overgeleverd in handen van den
scherprechter, omme door den zeiven,
anderen ten afschrik, met eene koorde
om den hals, aan eene galg te worden
opgehangen en gestraft, dat er de dood
na volgt.
Dat wijders zijn dood ligchaam, na dat het
zelve, als naar gewoonte, eenige tijd aan
de gemelde galg zal hebben ten toon ge
hangen, zal worden getransporteerd naar
het einde van den Havendijk buiten deze
stad, en aldaar met een Yzeren keten om
den hals ten exempele van anderen aan
de steene galg zal worden opgehangen,
omme aldaar door de injurien der lucht,
en het gevogelte des hemels te worden
verteerd."
En, als staaltje van overdreven sarcasme:
Jan Catoen werd tenslotte veroordeeld
tot betaling van de kosten van de justitie
en van het proces!
In vergelijking met Jan Catoen en Francis
Mertens kwam Modestus van de Perre er
genadig af. Hij werd veroordeeld tot het
aanwezig zijn bij de executie van zijn bei
de kornuiten, verder:
"Aan de opgerichte galgpaal gebonden
strengelijk met roeden te worden gegee-
seld ten bloede, voorts gebrandmerkt
met het brandmerk dezer stad, consinee-
ren den gevangenen en gepresenteerden
voor den tijd van vijftig agter een volgen
de jaaren in een tuchthuis, ten einde al
daar geduurende dien tijd met zijner han
den arbeid den kost te winnen."
Dat de strop aan zijn hals voorbijging had
hij te danken aan zijn "jongheid van jaa
ren" en verder aan "de diensten door
hem aan de justitie beweezen in het op-
geeven van eenigen zijner mede compli
ces"....
Over de bende van Jan Catoen is veel
gefantaseerd en geromantiseerd. Het is
ook bij uitstek een onderwerp voor sterke
verhalen om het haardvuur. Zelfs tot in
deze tijd leven bepaalde, soms wilde ver
halen hierover nog voort.
In dit stukje hebben we ons evenwel be
perkt tot de feitelijkheden en niet zoals
bijvoorbeeld Sinninghe zegt: "de fantasie
heeft wel eens leemten moeten aanvul
len".
Bronnen
Sententien van Praesident en Rechteren
der stad Middelburg. (Zeeuwse Bibliotheek
438 B 112).
G. D. van Oosten: De bende of 't rot van Jan
Catoen, in Sinte Geertruydtsbronne 1928.
J. R. W. Sinninghe: Het bewogen leven van Jan
Catoen, gauwdief en roover, in Sinte Geer
truydtsbronne 1938.
Varia Zelandiae 1972.
R.K. doopboek Etten no. 8, 1767-1810.
(Rijksarchief in Noord-Brabant).
Verschillende krantenartikelen.
Met dank voor het verstrekken van informatie aan
de heren A. A. J. de Boo te Kwadendamme en
A. J. Witte te Kapelle.