o/er boeken
153
De nieuwe abdij te Brugge anno 1641. Gravure gemaakt toen men nog aan de bouw bezig was (Flandria
I ustrata)
Ter Doest werd in 1175 vanuit de Dui-
enabdij gesticht. Het mag een wonder
ieten dat zoveel belangrijke archivalia
verden bewaard, want in de tweede
elft van de 1 6e eeuw waren er slechts
15 monniken van de eertijds zo bloeien
de gemeenschap overgebleven en wer
den de gebouwen in het laatste kwart
van die eeuw verwoest.
in 1624 werd de abdij Ter Doest, die
een refugium had te Brugge, bij de Dui
nenabdij geïncorporeerd. Dat toe
vluchtshuis van Ter Doest lag langs de
Totterierei te Brugge en daar zouden de
neren van Duinen een nieuw onderko
men vinden. Het duurde nog drie jaar
eer alle wereldlijke en kerkelijke goed
keuringen gereed waren. In de lente van
1 627 kon de Duinenabdij naar de Pot-
terierei verhuizen. Binnen de veilige
stadsmuren startte de gemeenschap
onder de naam Onze-Lieve-Vrouw-Ter-
Duinen. Onder de bezielende leiding
van abt Campmans (1623-1642) vin
gen eind april 1 628 de bouwwerken
van de nieuwe Duinenabdij aan. Het
oudste iconografisch document van de
nieuwe abdij is de gravure in de Flandria
lllustrata van A. Sanderus (1 641Het is
een panorama dat gemaakt is terwijl
men nog volop aan de bouw bezig was.
Zeer fraai geïllustreerd, ook met kleu
renreproducties, is het hoofdstuk: Vier
eeuwen miniatuurkunst in handschrif
ten uit het Grootseminarie te Brugge.
De collectie is zo rijk dat het mogelijk is
een overzicht te maken van de boekver
luchting in Vlaanderen van omstreeks
1 200 tot in het begin der 1 6e eeuw. In
het begin van het hoofdstuk wordt ge
steld dat omstreeks 11 00, na het ont
staan van de Cisterciënzerorde, de nood
aan passende liturgische en studieboe
ken, leidde tot een eigen productie. In
de Benedictijnenabdijen was men hier
mee al intens bezig. „Men stelt echter
een fundamenteel onderscheid vast
tussen benedictijnse en cisterciënzer
handschriften. Terwijl Benedictus' vol
gelingen de verluchting als een verrij
king van de tekst beschouwen, opteer
den de witte monniken [cisterciëncersj
uit principe voor meer eenvoud, en dit
als een uiting van humilitas [nederig
heid]".
In het Grootseminarie wordt men tot
priester opgeleid. Vergelijkt men de
dagorde van de afdeling theologie in het
Brugse seminarie tegenwoordig met
die van het midden van de vorige eeuw
dan vallen de verschillen op. De Bo, de
bekende auteur van het Westvlaamsch
Idoticon, beschrijft de dagorde in 1 847
en wel op zeer eigen wijze. Opstaan 5
uur (,,'s morgens ten 5 ure uyt de py-
pe"), de gehele dag verder: gebeden, de
mis, meditatie, studie en speeltijd, en
tot besluit om half negen avondgebed,
„waerna men in stilte naerden vlooybak
trekt". Thans opstaan 6.30. Verder mu
tatis mutandis het programma van
vroeger maar meer recreatie en vrijheid.
Om 18.45 avondgebed. Vrije tijd van
19.30 tot 23.00 uur. „Om 22.00 uur
begint de avondstilte in heel het semi
narie (behalve in de televisiezaal en in
de ontspanningsruimte)."
Van het kunstbezit vermelden we de
merkwaardige reeks van 1 7 panelen in
grauwverf of grisailleschildering, die de
graven van Vlaanderen voorstellen en
de 53 abten van de abdij O.L.-Vrouw
van de Duinen te Koksijde en te Brugge.
De eerste panelen werden in de eerste
helft van de 1 5e eeuw geschilderd. „Zij
bieden een merkwaardig getuigenis
van de schilderkunst die aan van Eyck
(t 1440) voorafgaat."
De uitgave is verzorgd zoals men van
een jubileumboek mag verwachten.
Hulde aan de uitgever.
M.P.d.B.