.ver de reniers
171
egaan, nog in 1921 een poging deed
..ie kleine Olive terug te krijgen. Dokter
orthorn was al 54 toen ze het meisje
dopteerde, ze had een drukke, goedlo
pende praktijk en verder geen hoop op
idere permanente relaties of enig per-
ronlijk levensdoel.
e pleegmoeder
lice Corthorn, zoals we reeds vermeld
en, was geboren in 1 859, het jaar van
et verschijnen van Darwins' „The origin
f species". Ze groeide op als een non-
onformistisch kind in een familie, die
eliswaar middle-class was, doch wer
en door de kinderen was noodzakelijk.
p 17-jarige leeftijd werd zij reeds gou
vernante, maar ontsnapte toch aan de
sociale druk van dit métier door daarbij
schoolkinderen les te geven en onder
tussen te studeren en Cambridge-exa-
mens te halen. Voldoende onderlegd be
sloot zij op 30-jarige leeftijd medicijnen
te gaan studeren. De jaren tussen 1 880
en 1 890 - een eeuw geleden - werden
voor deze vrouw de vormende jaren, in
tellectueel en emotioneel. Wat zij toen
leerde en zich eigen maakte, werd later
doorgegeven aan haar kind, in het bij
zonder op het terrein van politieke idee
vorming en over de rol van vrouwen inde
maatschappij. Zo groeide de kleine Olive
op in een geestelijk klimaat, overheerst
door drie patroonheiligen - speciale
vrienden van haar pleegmoeder - drie
pioniers uit de laatste twintig jaren van
het Victoriaanse tijdperk: Olive Schrei-
ner, Havelock Ellis en William Morris,
waarbij het bij de eerste twee om zeer
persoonlijke relaties gaat. Het zal duide
lijk zijn wie de peetmoeder was. Het pe
tekind wijdt in dit biografische geschrift
dan ook een apart hoofdstuk aan Olive
Schreiner, deZuidafrikaansedie rond de
eeuwwisseling ook in Nederland naam
had gemaakt met haar geschiedenis van
een Zuid-Afrikaanse boerderij en in En
geland zelf (de Boerenoorlog) met o.a.
„Trouper Peter Halket", daarnaast met
geharnast en bewust werk als „Women
and labour". Ook Havelock Ellis krijgt
zijn hoofdstuk apart. Zijn zeven delen
„Studies in the Psychology of Sex" bete
kenden een doorbraak in die tijd op het
gebied van de sexuologie. Van hem
stamt de regel: „Om juist te leven moe
ten we zowel Moeder Natuur's weelde
als haar strenge soberheid navolgen".
een uitspraak waarin 's levens parado
xen onontkoombaar voor ogen staan.
Emancipatie
Olive Renier beschrijft verder haar moe
ders emancipatie, een vrouw die zichzelf
uiteindelijk zag als vrijgevochtene, som
tijds radicaal, geen socialist. Een jonge
vrouw, die William Morris beluisterde,
die verkeerde met Karl Marx' dochter
Eleanor Aveling, die bevriend geraakte
in de kringen rond een anarchist als Kro-
potkin, die vergaderingen bezocht van
de Fabian Society, die haar kind toen zij
reeds zoveel ouder geworden was voor
las uit Morris „News from Nowhere" en
diens wantrouwen tegen overheden
overnam. Uitvoeriger wordt Moeders
vierjarig verblijf in India beschreven. Zij
werkte daar als lid van het Pestcomité-
team: een gemengde commissie, waar
van twee leden vrouwelijke artsen wa
ren. Alice had praktijk achter de rug aan
het Pasteurinstituut te Parijs. Het inen
tingsschema tegen de pest betrof een
nieuw projekt en vroeg uitputtend werk,
dat uiteindelijk niet beloond werd, zodat
dokter Corthorn tenslotte gedesillusio
neerd naar Engeland terugkeerde, om
zich opnieuw en aanvankelijk zeer moei
zaam een praktijk op te bouwen in Ken
sington. Zij was toen reeds in het begin
van de veertig. Als zij de zestig gepas
seerd is na de oorlog in 1921 geeft zij
haar dan goedlopende praktijk op, om
zich geheel aan de opvoeding van haar
dochtertje te wijden. Zij trekken zich op
het land (de Chiltern's) terug, een idyl
lisch maar Spartaans leven, waarna Oli
ves schooltijd volgt in de Cotswolds.
Financieel viel hettegen, defamilie helpt
dan. De omstandigheden logen er niet
om: 3 schooluniformen in 6 jaar, met
jaarlijks één paar schoenen, 2 mantels, 2
zomerjurken. Zelf groente en fruit telen,
kippen houden, weinig of geen vlees
enz. Evenwel, de school was zo interes
sant dat zelfs maar de gedachte aan een
armoedig bestaan in het niet viel. Het
volle leven bloeide voor Olive naast een
geïsoleerd leven voor haar moeder,
evenzo later in Oxford, waar deze laatste
- 70 jaar oud geworden - niet nog nieu
we vrienden maakte, doch wel „the little
Dutchman" leerde kennen en waarderen
die haar dochters volwassen leven zou
gaan bepalen.
De 2e wereldoorlog
Olive ontmoet Gustaaf voor het eerst als
toeschouwer op het plaatselijk cricket-
veld. Zij vertelt o.a. over haar eerste
tocht, nog voor de 2e wereldoorlog, naar
de familie aan de Grenulaan in Terneu-
zen, de trein naar Goes, de bus naar Hoe-
dekenskerke en de veerboottocht van
bijna een uur tussen „de hoge grijze
wateren begrensd door een groene pot
loodstreep land".
De oorlog brengt het paar buiten Londen
bij de BBC in Evenham, maar in 1943,
wanneer de bureaucratisch gegroeide
dienst van de BBC verhuist, wordt Renier
literair adviseur bij de Informatie- en
Persafdeling van de Nederlandse Rege
ring op Buitenlandse Zaken; 6 maanden
later wordt ook Olive daar aangenomen.
Aan deze verbintenis danken we indruk
ken over onze toenmalige Minister-Pre
sident Pieter Sjoerd Gerbrandy. De Re
niers hadden veel met hem te maken.
Renier vertaalde voor hem een lezing,
aan Olive vroeg hij om Engelse conver
satielessen. Natuurlijk hadden de twee
mannen lange discussies over theologi
sche aspecten en politiek, verleden en
heden, een vitaal deel van de Nederland
se geschiedenis en aard, schrijft ze. Zij
registreert Gerbrandy's republikeinse
kanten en zijn democratische gevoelens
als strikt parlementair. Hij was niet blind
voor de groteske aspecten van sommige
religies, constateert zij.
Zij zelf genoot niet van het directe werk
in de persdienst, ze vond het saai; zoals
Londen in oorlogstijd evenmin opwek
kend was. Winst was echter de kennis
making met de psychiater dr. A. M.
Meerloo (Joost), die in 1 943 alsvluchte-
ling opdook en zij hielp hem zijn „Total
war and the human mind" in de Engelse
taal te redigeren. Ook beschrijft een ali
nea een „botsing" van Renier met Prins
Bernhard over enige correcties in een
manuscript over deze door een derde.
Zeeuwse betrokkenheid
Twee impressies van Renier's hand mo
gen zijn immer levende Zeeuwse betrok
kenheid illustreren: In een nooit voltooi
de „Letter to Home" zegt hij: „De kaart
van Vlissingen was in 1895 nog meer
gelijk aan die van 1750 dan die van
1 958. In het 1 Oe deel van Tirion's „Te
genwoordige Staat der Vereenigde Ne
derlanden" staat een nieuw plan van de