HET HEEN EN WEER: de zeeuwse migratie in de jaren '80 A. Drijgers en D. C. Kruis\ 1. Probleemstelling en achtergrond Het vraagstuk van de bevolkingsont wikkeling heeft voor Zeeland een sterk historische dimensie. Vanaf de vorige eeuw tot midden jaren '60 kende Zee land een uitstoot van bevolking ge paard gaande met achterstandssitua ties op tal van terreinen en gevoelens van stagnatie. Twee processen maakten hier een eind aan. Eind jaren '60/begin jaren '70 ken de Zeeland een industrialisatiegolf - gemarkeerd ondermeer door het rap port van de Rijksplanologische Com missie „De ontwikkeling van Zuidwest- Nederland" (1971) - die zich vooral in Midden-Zeeland en in de Kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen manifesteerde. Medio jaren '70 was er sprake van een suburbanisatiegolf die vooral op Schouwen-Duiveland en Tholen van invloed was en in mindere mate in Mid den-Zeeland. Door deze processen zijn grote delen van Zeeland opgestoten in de vaart der volkeren. Totdat in 1982 weer een vertrekover- schot wordt geconstateerd wat zich in 1983 en 1984 versterkt voortzet. De vragen die dan rijzen zijn: „Gaan we weer terug naar af?" en „Wat valt er aan te doen?" Ruimtelijke visies zijn tot dusver in be langrijke mate gebaseerd op een voor spelde of voorgestane bevolkingsont wikkeling. Behalve de ruime aanwezig heid van kennis en informatie op dit ter rein speelt daarbij ongetwijfeld het ge voel een rol dat over de bevolkingsont wikkeling nog met de minste onzeker heid iets te zeggen valt. De ruimtevra gers van straks zijn immers voor het grootste deel al geboren en de sterfte- tafels hebben we in onze cultuur rede lijk in bedwang. Een fraai voorbeeld van deze spilfunctie van de bevolkingsgroei voor een ruim telijke visie vormt de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening (1966) met het welbekende eindstation van 20 miljoen inwoners in 2000. Tal van voorstellen zoals de overloop uit de Randstad, regionale ontwikkelings kernen en grootscheepse uitbreiding van verkeers- en vervoersvoorzienin gen werden hiervan afgeleid. De recen te Structuurschets Stedelijke Gebieden 1984 is genuanceerder en voorzichti- Afbeelding 1 19000 18000 17000 16000 15000 14000 13000 12000 1 1000 10000 9000 8000 VESTIGING EN VERTREK IN ZEEUWSE GEMEENTEN. vestiging. vert rek ger. Maar bij de behoefte aan wonin gen, werkgelegenheid en voorzienin gen gaan toch de getalsmatige uit gangspunten ten aanzien van de bevol king voorop. Op regionale schaal neemt de onzeker heid over de bevolkingsontwikkeling aanzienlijk toe door het verschijnse binnenlandse migratie. Een gebruikelij ke manier om dit te omzeilen is de mi gratie als taakstellend te beschouwen en stuurbaar te achten door nieuw bouw. Vervolgens kunnen ruimtevra gende activiteiten hier weer van wor den afgeleid. Ook de Zeeuwse praktijk is op die leest geschoeid. Het streekplan Midden-Zee land (vastgesteld mei 1 982) opent met de bevolkingsontwikkeling. In theorie is het migratiesaldo afhankelijk van de onvermijdelijke werkmigratie; in wer kelijkheid wordt het als een zelfstandi ge doelstelling opgevat. Verwachtin gen over werkgelegenheidssituatie, on derwijsvoorzieningen, maatschappelij ke zorg, sociaal-culturele voorzienin gen e.d. worden hieraan ontleend. Maar in het Zeeuwse streekplanwerk heerst twijfel evenals elders in den lande over de zekerheid van de bevolkingsontwik keling en de juistheid van deze aanpak. Leerzaam is het oudste integrale Zeeuwse streekplan en als zodanig eer ste streekplan van Nederland (Streek plan Walcheren 1951). Daarin schrijft Van Paassen: „Het gaat niet om het schijnbaar nauwkeurige bevolkings aantal in een toekomstig jaar, maar het gaat om het bepalen van verschillende niveaus van economische expansie en bevolkingstoeneming of -afneming, die ieder voor zich corresponderen met een bepaald tempo van ontwikkeling der welvaartsbronnen Niettemin worden praktijkplanologen steeds opnieuw geconfronteerd met de gedachte dat de bevolkingsontwikke ling - terecht of niet - symptomatisch is voor het welbevinden van een regio. „Hoe moet een vertrekoverschot wor den beoordeeld en op welke wijze dient het beleid daarop te reageren?" is tegen deze achtergrond een kernvraag voor het in voorbereiding zijnde streekplan Zeeland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1985 | | pagina 22