t heen en weer: de zeeuwse migratie in de jaren '80
179
:t aanbod van arbeid, in Nederland en
Zeeland, geeft reden tot zorg in de
ije toekomst. De huidige werkloos-
id kan voor het grootste deel worden
klaard uit de groei van de beroeps-
volking. Wanneer in een globale
oruitberekening van de Zeeuwse be-
ipsbevolking wordt uitgegaan van de
■gratiecijfers zoals die zich recent af-
fenen dan blijken in 1 990±2.000 en
tiet jaar 2000 6.000 arbeidsplaat -
n minder nodig te zijn dan wanneer
ordt uitgegaan van een migratiesaldo
at op 0 is gesteld. Dit betekent dat de
irkgelegenheidstoename nodig voor
n kwantitatief evenwicht ongeveer
5 tot 1/4 minder kan zijn.
'rtrekoverschotten betekenen derhal-
globaal gesproken, een verminde-
ng van toekomstige werkloosheids-
oblemen in de provincie. Zuiver
wantitatief beschouwd zou een
eveneffect daarentegen weer kunnen
jn dat het arbeidsaanbod omvangrij-
er wordt door een grotere beroepspar-
cipatie. Deze is, vooral als gevolg van
de geringere vrouwelijke beroepsdeel-
ame lager dan in geheel Nederland.
Overigens ook inZeeland isvan een stij
gende trend sprake. Het gaat om perso
nen met een uiterst flexibel arbeids-
narktgedrag; actief of passief, afhan
kelijk van de verwachtingen omtrent de
ansen op de arbeidsmarkt. Kan een
ertrekoverschot bijdragen aan de
mancipatie van een regio of is de eer-
e voorwaarde hiervoor een gunstiger
eonomisch vooruitzicht in het alge
een?
'anneer het arbeidsaanbod in Zeeland
ordt afgeroomd, wordt het aanbod el-
;ars vergroot. Ook in de overige delen
in Nederland is het arbeidsaanbod de
ominerende factor in de werkloosheid,
e problematiek wat dit laatste betreft
daar doorgaans nog groter dan in
eeland. Met andere woorden wanneer
en vertrekoverschot bijdraagt aan een
'oter evenwicht op de eigen regionale
beidsmarkt betekent dit geen bijdra
ge aan een groter evenwicht elders. Het
gaat daar immers niet beter.
Dit vormt de kern van het verschil met
het optreden van vertrekoverschotten
in de jaren'50. De waardering was toen,
vanuit de provincie bezien, negatief:
vertreksaldi door steeds omvangrijker
vertrekstromen als symptoom van een
zijdige en stagnerende werkgelegen
heid. Nationaal bezien kon de waarde
ring positief zijn: versterking van het ar
beidsaanbod in gebieden waar nauwe
lijks aan de vraag kon worden voldaan.
In de huidige situatie kunnen de accen
ten in de beoordeling worden omge
draaid. Kwantitatief bezien is er sprake
van een bijdrage aan een groter even
wicht op de regionale arbeidsmarkt.
Gezien de doorgaans ongunstiger
werkloosheidssituatie in een groot aan
tal andere gebieden lijkt, uit nationaal
oogpunt, een grotere arbeidsdruk bui
ten Zeeland niet gewenst.
Zo beschouwd zou het oplossen van
werkloosheid in de Randstad wel dege
lijk ook daarbuiten kunnen gebeuren.
Wat dat betreft kan het benutten van
economische potenties buiten de Rand
stad van betekenis zijn voor de arbeids
marktproblemen aldaar. Dit geeft aan
dat het zeer de moeite waard is hiermee
in het regionaal economisch beleid re
kening te houden; ondanks de relatief
niet ongunstige werkloosheid! Als
werkgelegenheidsstimulansen ontbre
ken dan worden de regionale proble
men naar het lijkt immers voor een be
langrijk deel doorgeschoven.
Een oordeel oververtreksaldi in de jaren
'80 vereist eveneens een kwalitatieve
kijk op het verschijnsel, zoals ook het
oordeel in de jaren '50 vooral geba
seerd was op kwalitatieve argumenten.
Waardering zal sterk afhangen van de
processen die achter de saldi schuil
gaan. Het vertrek vormt in de loop van
de laatste jaren een tamelijk stabiel ge
geven. Deze stabiliteit geldt vooral ook
de vertegenwoordiging van jongere
leeftijdsgroepen in de vertrekcijfers.
Het volgen van onderwijs buiten de pro
vincie is daaraan niet vreemd, zij het dat
werkredenen, absoluut gezien, domine
ren. Anders dan in de jaren '50 is nu het
teruglopen van de vestiging in Zeeland
verantwoordelijk voor het ontstaan van
vertrekoverschotten. Het vertrek kan
zodanig selectief zijn dat de differentia
tie op de arbeidsmarkt in het geding
komt.
Wanneer het vertrek niet langer ge
compenseerd wordt kan zo een, op lou
ter kwantitatieve argumenten gestoel
de, positieve waardering snel omslaan
in een negatieve. Een regionale deel
markt van bescheiden omvang, met een
in de jaren '60 en '70 moeizaam opge
bouwde variatie heeft op dit punt veel
te verliezen. De situatie zoals die zich in
Zeeuwsch-Vlaanderen voordoet is geen
na te streven vooruitzicht voor heel de
provincie. Hier zijn de problemen van
personeelsvoorziening in kwalitatief
opzicht veel duidelijker dan elders
gesignaleerd door het bedrijfsleven13).
Dit werpt toch een duidelijke schaduw
op het feit dat de aanwas van de be
roepsbevolking hier relatief bezien nog
het geringst is binnen de provincie.
Zelfs al zijn selectieprocessen naar om
vang bescheiden, in een dunne toplaag
snijden ze diep in. Dat het optreden van
vertreksaldi een selectief proces weer
spiegelt laat zich op dit moment wel
vermoeden. Naast het vertrek voor het
volgen van hoger onderwijs buiten de
provincie zijn er signalen dat er proces
sen gaande zijn die bijdragen aan ver
schraling op de arbeidsmarkt.
Een indicatie van een selectieve draina
ge zonder dat daar iets gelijkwaardigs
tegenover staat betreft tal van reorgani
saties bij regionale (semi) overheids
diensten, ongetwijfeld ingegeven door
bezuinigingsoverwegingen. De situatie
inZeeland biedt momenteel een duide
lijke illustratie van de huidige voorkeur
voor ruimtelijke efficiency en dus con
centratie van instellingen boven een
meer gespreide dienstverlening 14). Het
proces manifesteert zich op twee ni
veaus. Binnen de provincie gebeurt het
dat vestiging van instanties als bela
stingdienst en service-organisaties van
nutsbedrijven in hun voortbestaan be
dreigd worden juist in zwakke regio's
als West Zeeuwsch-Vlaanderen. Daar
naast verdwijnen tal van instellingen uit
de provincie door hergroepering waar
bij men de diensten verder verleent
vanuit West-Brabant of de Randstad.
Voorbeelden zijn: de reorganisatie van
het Postdistrikt, het vertrek van Rijks
Verkeers Inspectie en de Inspectie Re
gistratie en Successie alsmede de con
centratie van de veterinaire diensten.
Voor het beleid is het belangrijk hier
mee rekening te houden vooral in rela
tie tot de waardering van de vertreksal
di. Een rijk geschakeerde arbeidsmarkt
is in het beleid ten onrechte wat naar de