het heen en weer: de zeeuwse migratie in de jaren '80
181
vr de omvang en potenties van werk-
g genheid buiten de steden. Tenslot
te egen kostenfactoren en gedane in-
v eringen een zware claim te leggen
o planologische beginselen.
7 Consequenties voor het ruimte-
ijk beleid
Z and is een aantrekkelijke provincie
0 in te wonen. Er zijn tendensen die
c e functie ook in de toekomst waar-
t gen. Vertrek vindt plaats vanwege
d: sgende redenen. Desondanks is in
f i orisch perspectief een vertrekover-
sc 'ot voor Zeeland meer regel dan uit-
zc dering. Uitzonderlijk zijn eerder de
g' otscheepse vestigingsstromen in de
:,n '70 geweest,
veranderingen in de bevolkings-
■jetuur, de onzekere economische
standigheden en de geringere stuur-
1 arheid door woningbouw zullen van
loed zijn op de migratie in de toe-
■mst.
I dit historisch perspectief en met de
:dige vooruitzichten is het wellicht
vermijdelijk ook rekening te houden
t vertrekoverschotten. Op zich hoeft
beperkt vertrekoverschot voor Zee-
d geen dramatische gevolgen te
.oben. Wel vergt het een flankerend
mtelijk en economisch beleid dat
antuele negatieve consequenties in-
rkt.
dit opzicht is behoud van een kwali-
ief breed geschakeerde arbeids-
rkt en behoud van bedrijvigheid met
'derfuncties als ruggegraat voor de
lonale economie veel essentiëler
■n louter het absolute migratiesaldo,
t werkgelegenheidsbeleid dient van
die basis te worden opgezet: het
'mtelijk beleid moet daarvoor de
orwaarden scheppen. Vestigings- en
"trekprocessen dienen veeleer als af-
eide van deze doelstellingen te wor-
.'n bezien en te worden beoordeeld,
oblematisch voor de provincie is dat
hierbij in hoge mate afhankelijk is
in het instrumentarium en de beslis-
ïgen van de rijksoverheid.Tot dusver-
houden deze geen onverdeelde steun
ertrekoverschotten vergen ook keu-
■:en ten aanzien van het bewoningspa-
oon. Kwetsbaar zijn vooral de steden
n de kleine perifere kernen. De feitelij
ke ontwikkeling wijst vooral in de rich
ting van middelgrote woonkernen die
veelal een aanzienlijke planreserve heb
ben. Ongelimiteerd stimuleren van ve
stiging in deze vanuit woonfactoren als
attractief ervaren kernen kan weliswaar
een positief effect op het migratiesaldo
hebben, een bijdrage aan het oplossen
van de problemen in de steden en kleine
kernen levert het waarschijnlijk niet op,
integendeel. Maar een stringent beper
kend beleid ten aanzien van dergelijke
kernen is thans moeilijker dan ooit gelet
op de geringere woningbouw, het ge
wicht dat kostenfactoren en gedane in
vesteringen hebben en de bestuurlijk
nauwelijks verdedigbare regulering.
Tenslotte geeft de aard van de vertrek-
stroom ook aanleiding zorgvuldig aan
dacht te blijven besteden aan de onder
wijsvoorzieningen. Bovendien leiden
concentratietendensen al spoedig tot
vertrek van specifiek geschoolden uit
Zeeland.
De conclusie is dat een beperkt vertrek
overschot niet bij voorbaat dramatische
gevolgen behoeft te hebben mits...
Zeeland blijft een aantrekkelijk woon
gebied en een beperkt vertrek kent ook
wel enkele voordelen mits...
Dat - mits - wijst in de richting van de
effecten. Mits de kwaliteit van arbeids
markt en werkgelegenheid niet wordt
aangetast. Mits het geen uitholling van
de steden en kleine kernen tot gevolg
heeft. Mits de onderwijsvoorzieningen
zorgvuldig beschermd blijven en zo
mogelijk worden aangevuld. Kortom
het migratiesaldo heeft op zichzelf
geen waarde maar moet in het licht
worden gezien van de veel crucialere
effecten.
Het antwoord dat minister Winsemius
ten tijde van het afsluiten van dit artikel
gaf op vragen van het Zeeuwse kamer
lid Te Veldhuis is in dit licht te vrijblij
vend. Volgens de minister behoeft een
vertrekoverschot geen nadelinge ge
volgen te hebben. En daarmee laat de
minister juist het woordje - mits - ach
terwege en wordt voorbijgegaan aan de
voorwaarden die hiervoor zijn ge
noemd. Eveneens wordt voorbijgegaan
aan de voorwaarde dat het vertrekover
schot in omvang beperkt blijft.
De vraag doet zich dan ook voor of de
effecten in de hand zijn te houden.
Groei- en verdeelmechanisme staan in
de praktijk vaak niet zo los van elkaar
als de theorie wil doen geloven ,6).
Noten:
1Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Een eerdere versie is gepresenteerd op de Pla
nologische Discussiedagen 1 985 onder de ti
tel „Interregionale migratie en ruimtelijk be
leid". (Planologische Discussiebijdragen
1 985, deel II, pag. 789 e.v.).
2. ETI voor Zeeland. De samenhang tussen mi
gratie, woningbouw en werkloosheid in Zee
land, Middelburg, 10-12-1984.
3. W. B. C. Suyker. De interprovinciale migratie
naar leeftijd en geslacht in de periode 1 972-
1979. Occasional paper nr. 27, C.P.B., Den
Haag, 1981.
4. H. Priemus. Verhuistheoriën en de verdeling
van de woningvoorraad. Delft, 1984.
5. Demographic research and spatial policy The
Dutch experience. Edited by Henk ter Heide,
Frans J. Willekens, London, 1 984.
6. Basis is de C.B.S.-prognose 1982 (lage
variant) en de prognose P.P.D. Zeeland 1982
bij gelijkblijvende migratiekansen per leef
tijdscategorie.
7. De verandering van de leeftijdsopbouw was
ook geringer dan die nu te wachten staat (40
jaar en ouder in 1972 41 1982 39% en
2000 47 Aan de daling van de binnenland
se migratie van 9,6% naar 7,6% droeg dit
maar voor 0,5 bij.
8. C. P. A. Bartels c.s.: Migratie en arbeidsmarkt I
en II in E.S.B. 16-7-1980 en 23-7-1980.
9. W. Duisenberg over arbeidsmarktmobiliteit,
zie de Volkskrant 26-1 -1 985, pag. 7.
10. J. H. Vos: Mobiliteitsbereidheid op de arbeids
markt in E.S.B. 30-4-1980.
11. De Zeeuwse migratie - P.P.D. voor Zeeland
1959, ongepubliceerd.
12. Tweejaarlijkse groei: voortschrijdend gemid
delde berekend op basis van:
- arbeidsvolumestatistiek C.B.S. (tot 1959);
- de ontwikkeling van de werkgelegenheid
per gewest, N.E.I. (1 959-1 975);
- statistiek werkzame personen C.B.S. (vanaf
1975).
13. J. J. Hoogkamer, R. H. Scholte: Regionale ver
schillen in de kwaliteit van het produktiemilieu
voor bedrijven in E.S.B. 20-6-1 984, zie ook de
Volkskrant 26-1-1985, pag. 7.
14. M. H. Stijnenbosch: een geografische visie op
de non profit-sector, hoofdstuk 4. Utrechtse
geografische studies nr. 9, Utrecht 1978.
15. H. van der Cammen: In Planologenland, in
Stedebouw en Volkshuisvesting, januari
1985.
1 6. H. Kamps: De verdwenen doelstelling in E.S.B.
26-9-1984.